Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0192/JB, 9 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/192/JB

Betreft: [klager] datum: 9 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], geboren op [ 1994], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 19 januari 2016 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Hey-Acker te Breda (hierna: Den Hey-Acker) afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 6 september 2012 de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd. De tenuitvoerlegging van deze maatregel is aangevangen op 9 december 2012. Klager
verbleef in verscheidene j.j.i.-en, sedert 18 augustus 2014 in de j.j.i. Teylingereind. Klager verblijft sinds 7 oktober 2014 op de individuele traject afdeling (ITA) van j.j.i. Het Keerpunt te Cadier en Keer (hierna: Het Keerpunt).
Bij uitspraak RSJ 15/2179/JB, 13 oktober 2015, heeft de beroepscommissie het beroep van klager tegen de afwijzing op 6 juli 2015 van het verzoek hem over te plaatsen naar de ITA van Den Hey-Acker ongegrond verklaard.
Op 30 november 2015 heeft klager opnieuw verzocht om overplaatsing naar de ITA van Den Hey-Acker.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Klagers familie en vrienden wonen in Rotterdam. Klager dient regionaal geplaatst te worden in Den Hey-Acker, welke inrichting beschikt over een ITA en
aanmerkelijk dichterbij Rotterdam is gevestigd dan Het Keerpunt. Klager kan daar met een schone lei beginnen, nu in Het Keerpunt meerdere incidenten hebben plaatsgevonden en de inrichting twee maal aangifte tegen klager heeft gedaan, wat de
behandelrelatie tussen hem en klager onder druk heeft gezet. In die zin is eerder sprake van een contra-indicatie voor een verder verblijf in Het Keerpunt en biedt een nieuw begin in Den Hey-Acker meer perspectief voor behandeling. In Den Hey-Acker
verbleef een voormalige groepsgenoot van klager met wie hij eerder een probleem had, maar voor een nieuwe confrontatie hoefde niet meer te worden gevreesd omdat klager die kwestie verwerkt heeft. Bovendien verblijft bedoelde groepsgenoot inmiddels niet
meer in Den Hey-Acker. Beide inrichtingen bieden dezelfde behandeling aan zodat overdracht mogelijk is. Blijkens het advies van mevrouw Van K. van 6 april 2016 is kennelijk sprake van stagnatie in klagers behandeling in Het Keerpunt. Tenslotte is van
belang dat klagers moeder gemakkelijker bij de behandeling kan worden betrokken en verlof praktischer kan worden gerealiseerd als klager in Den Hey-Acker verblijft.

De selectiefunctionaris heeft inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Bij de plaatsing van een jeugdige in een j.j.i. hanteert de selectiefunctionaris in de regel het uitgangspunt “regionaal, tenzij”. Dit betekent dat een jeugdige
in een j.j.i. wordt geplaatst die het dichtst is gelegen bij zijn woonplaats. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken, indien een landelijke bestemming is aangewezen. Hiervan is bij klager sprake gelet op zijn indicatie voor plaatsing op een ITA
afdeling. Op 16 november 2015 is door de ITA-commissie geadviseerd om klagers verblijf op de ITA voor te zetten. Alleen Het Keerpunt en Den Hey-Acker hebben een ITA-afdeling. Ten behoeve van het overplaatsingsverzoek zijn adviezen bij beide
inrichtingen
opgevraagd. Uit de in januari 2016 gegeven adviezen komt naar voren dat een overplaatsing van klager van Het Keerpunt naar Den Hey-Acker door beide inrichtingen niet wenselijk wordt geacht. Volgens Het Keerpunt staat de behandelrelatie niet onder druk.
Volgens beide inrichtingen levert een overplaatsing een onwenselijke vertraging in klagers behandeling op. Volgens Den Hey-Acker mede vanwege het verblijf in de inrichting van een jongere met wie klager een probleem had. Daar de desbetreffende jongere
inmiddels niet meer in Den Hey-Acker verblijft is overleg gevoerd met beide inrichtingen en heeft Het Keerpunt op 6 april 2016 opnieuw advies uitgebracht. Gelet op dit advies wordt een overplaatsing van klager op dit moment nog niet in het belang van
de
behandeling en ontwikkeling van klager geacht.

4. De beoordeling
Het verzoek tot overplaatsing van de ITA van Het Keerpunt naar de ITA van Den Hey-Acker is afgewezen op de grond dat een voormalige groepsgenoot van klager in laatstgenoemde inrichting verblijft en op de grond dat - kort gezegd - voortzetting van
klagers behandeling in Het Keerpunt in klagers belang wordt geacht.
Nu vast staat dat de desbetreffende voormalige groepsgenoot niet meer in Den Hey-Acker verblijft, is dit argument komen te ontvallen als grond voor afwijzing van het overplaatsingsverzoek.

Aan de orde is daarom de vraag of voortzetting van klagers behandeling in Het Keerpunt van zodanig belang is, dat het overplaatsingsverzoek op die grond in redelijkheid kan worden afgewezen.

Den Hey-Acker heeft bij advies van 12 januari 2016 aangegeven dat een overplaatsing eerder zou zorgen voor onwenselijke stagnatie van het behandelproces en vertraging in klagers behandeling. Verder heeft Den Hey-Acker gemeld dat ook in haar inrichting
een aantal geweldsincidenten rondom klager heeft plaatsgevonden en dat hetzelfde beleid geldt als in Het Keerpunt, namelijk dat altijd aangifte wordt gedaan van strafbare feiten en dat daarnaast behandeling van het daarmee verband houdende gedrag
zoveel
mogelijk zal plaatsvinden op de plaats waar het gedrag is gezien.

Het Keerpunt heeft bij advies van 13 januari 2016 gemeld dat overplaatsing tot gevolg heeft dat de schematherapie wordt afgebroken, afscheid moet worden genomen van een bekende setting met bekende medewerkers en dat in de nieuwe setting contacten en
vertrouwen opnieuw moeten worden opgebouwd. In mei en november 2015 is aangifte gedaan van mishandelingen van een unitcoördinator en een psychiater die bij medewerkers een gevoel van onveiligheid hebben veroorzaakt. Door inzet van teamleden en klager
zijn in de weken daarna de verhoudingen genormaliseerd en is klager in het reguliere programma teruggekeerd. Het grensoverschrijdend gedrag is te verklaren vanuit klagers problematiek. Bij het voortduren van die problematiek blijft een zeker risico op
grensoverschrijdend gedrag bestaan, ongeacht de instelling waar hij wordt behandeld.

Bij advies van 6 april 2016 heeft Het Keerpunt aangegeven dat overplaatsing op dit moment nog niet in het belang is van de behandeling en ontwikkeling van klager. Het in het advies van 13 januari 2016 gegeven argument is nog steeds van kracht. Op dit
moment verloopt klagers behandeling erg moeizaam doordat klager zich zeer gesloten opstelt en hij het erg moeilijk vindt om op de achtergrond daarvan in te gaan. Onduidelijk is in hoeverre deze stagnatie in verband staat met zijn wens tot overplaatsing
en van daaruit de onwil om te investeren in behandeling in Het Keerpunt. Wel is duidelijk dat klager een andere definitie van medewerking hanteert dan zijn behandelaars die het verlofplan hebben geschreven. Het stagneren van de therapie pleit volgens
de
psycholoog Van K. eerder voor het bewaken van de continuïteit door het binnen afzienbare tijd weer oppakken en voortzetten van de therapie. Ook het overwinnen van hindernissen en het weer in beweging komen na stagnatie zijn belangrijke ervaringen
binnen
de behandeling. Verlofbewegingen vormen een belangrijk argument om klager op termijn dichter bij huis te plaatsen, maar medewerking aan behandeling is expliciet voorwaarde om op verlof te mogen gaan.

De beroepscommissie begrijpt uit bovenstaande adviezen dat het risico op onwenselijk, grensoverschrijdend gedrag van klager vanuit zijn te behandelen problematiek aanwezig is in zowel Het Keerpunt als in Den Hey-Acker en dat in beide inrichtingen op
dezelfde wijze daarmee wordt omgegaan in de behandeling. In Het Keerpunt was na aangiftes tegen klager weer een samenwerkingsrelatie tussen klager en het behandelteam ontstaan. Overplaatsing heeft als negatief gevolg dat klager in Den Hey-Acker wat dat
betreft weer opnieuw zou moeten beginnen met het opbouwen van contacten en vertrouwen, terwijl ook in die inrichting geweldsincidenten rondom klager hebben plaatsgevonden. De behandeling in Het Keerpunt verloopt op dit moment erg moeizaam en gesproken
wordt van stagnatie op dit moment, maar Het Keerpunt ziet nog mogelijkheden voor het weer oppakken van de behandeling met als doel dat verlofverlening tot de mogelijkheden zal kunnen gaan behoren. Naar het oordeel van de beroepscommissie bestaat,
anders
dan namens klager is aangevoerd, daarom vooralsnog geen contra-indicatie voor een verdere behandeling van klager in Het Keerpunt. Zolang van verlofverlening geen sprake is, komt aan het belang van plaatsing dichterbij de familie geen zwaarwegend belang
toe.

Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. H. Heddema en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 9 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven