Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/529/GB, 28 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/529/GB

betreft: (klager) datum: 28 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

(...), verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 februari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 april 2016, gehouden in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B. Th. Nooitgedagt, en (...), selectiefunctionaris, bijgestaan door mr. (...) van de
afdeling juridische zaken van de Dienst Justitiële Inrichtingen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf in de EBI te Vught.

2. De feiten
Klager ondergaat een levenslange gevangenisstraf wegens het begaan van misdrijven strafbaar gesteld in de artikelen 121, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en overtreding van de Wet wapens en munitie, welke straf is ingegaan op 10 augustus 2005.
Klager verblijft sedert 12 september 2005 in de EBI.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt, zakelijk weergegeven, toegelicht.
Voor wat betreft de ontvankelijkheid: Klager heeft zelf een beroepschrift ingediend en daarna contact gezocht met de raadsman. Na ontvangst van de stukken heeft de raadsman klager gesproken over de insteek van het beroepschrift. Het standpunt is
eenvoudig, er gebeurt al 11 jaar niets met klager. Hoewel dat wel had gekund, zijn de gronden voor het beroep niet van tevoren opgestuurd. Verzocht wordt klager wel ontvankelijk in zijn beroep te verklaren gelet op het feit dat het de eerste keer is
dat
klager tegen een verlengingsbeslissing in beroep komt en gezien zijn verblijf in de EBI.
Inhoudelijk: De kern van de bestreden beslissing is de maatschappelijke onrust die ontstaat bij een ontvluchting van klager, criterium b van artikel 6 van de Regeling plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. De feitelijke grondslagen van de
beslissing staan in het selectieadvies van de inrichting. Sprake is van een GRIP- melding uit 2005 die niet controleerbaar is en gedateerd zodat deze niet meer mag meetellen bij de beslissing. Daarnaast is sprake van een aantal incidenten die niet
ernstig zijn en niet bijzonder in het gevangeniswezen. Klager verblijft ruim tien jaar in het EBI-regime en de opmerkingen die hij heeft gemaakt komen voort uit frustratie. De raadsman heeft eerder diverse gedetineerden in de Terroristen Afdeling (TA)
bijgestaan, bijvoorbeeld Jason W. en Samir A., bij wie ook tot einde detentie alle verloven en mogelijkheden voor detentiefasering werden geblokkeerd. Dat is een Pavlov-reactie van Justitie vanwege de angst voor maatschappelijke onrust. Volkert van der
G. heeft ook via juridische procedures verlofmogelijkheden verkregen. De conclusie is dat de gronden de bestreden beslissing niet kunnen dragen. Klager ondergaat een levenslange gevangenisstraf en een verblijf van elf jaar in de EBI is ongekend. Na
zo’n
lange periode moet een andere detentiemodaliteit, een ander regime, mogelijk zijn. In de stukken komt naar voren dat men bezig is met een andere oplossing voor klager. De raadsman vraagt zich af waarom die oplossing thans nog niet aan de orde is en
waarom een verlenging van klagers verblijf in de EBI nog nodig is. Er zijn meer gedetineerden die een risico vormen en die niet in de EBI verblijven. Er lijkt sprake van een omkering van de bewijslast en dat is niet de bedoeling. Er zijn andere regimes
denkbaar, zoals de TA. Klager moet juist nu een kans worden gegund. Als er wat gebeurt loopt klager het risico van verzwaring van het regime. Hij heeft radicale uitspraken gedaan in het kader van het proces. Hij is vrij in zijn gedachtegoed, dat staat
los van deze beslissing en mag geen reden zijn om zijn verblijf in de EBI te verlengen.

Klager heeft nog het volgende aangevoerd.
Klager kan niet goed aangeven waarom hij niet meer in de EBI wil verblijven, hij heeft niet echt een referentiekader. De aanleiding vormde voor hem een gesprek in juli 2015 met de directeur mevrouw W. Klager had een verzoek tot overplaatsing naar de TA
gedaan. De directeur vertelde hem dat ze bezig waren met een nieuwe unit en dat andere mensen zouden beslissen over zijn plaatsing. Klager is elf jaar niet in beroep gegaan. Dit is het moment. Er is hem een opening toegezegd. Klager verwacht dat er
apart beleid op hem wordt toegepast. Het beroep is een formaliteit. Er is geen informatie beschikbaar en dat zou genoeg moeten zijn. Er zijn kindermoordenaars, verkrachters, dealers en pooiers geweest die allemaal weer de EBI hebben verlaten en daar
niet elf jaar hebben gezeten zoals klager.
Klager heeft in elf jaar tijd heel veel brieven geschreven en daar zijn kopieën van. Als de beroepscommissie die zou lezen is de ontwikkeling van klager te zien. Klager heeft de eerste vier jaar voornamelijk alleen gezeten. Je zit dan in een soort
cocon. Als de deur van je cel opengaat zie je alleen de bewaarders. Alles gebeurt achter glas. In het advies van de inrichting is weggefilterd dat bewaarders ook personen zijn met emoties en dat dat spanningen geeft. Er zijn bewaarders die hij niet mag
en er zijn er die hem niet mogen. Dat staat er niet in. Klager heeft de radicale uitspraken bewust gedaan voor de rechter in het strafproces. Daar is nu geen sprake meer van. Klager is jaren onder observatie geweest en heeft in een individueel regime
verbleven. Er moet zicht zijn op zijn functioneren. Klager verblijft de laatste tijd in een groepje van drie. Dat gaat goed. Er zijn momenten dat hij alleen wil zijn, dat ligt aan zijn gemoedstoestand. Klager geeft desgevraagd aan best te willen praten
met een islamitisch praktiserend psycholoog.
Om de in het selectieadvies genoemde incidenten in perspectief te plaatsen en aan te geven dat het allemaal om beeldvorming gaat geeft klager de volgende toelichting. In augustus 2010 is er een rapport opgemaakt en alle spullen van klager werden
ingenomen. Na twee maanden komt er een melding dat er een schroef los is terwijl al eerder sprake was van gevonden losse schroeven in een ruimte die drie keer per dag wordt gecontroleerd. Toch krijgt klager een beschikking, rara hoe komt dat. Als er
een
periode is waarin buiten iets gebeurt en waar media-aandacht voor is, is er ook meteen aandacht voor klager. Dat staat niet in het advies.
Met betrekking tot de uitspraken over de Jihad. Mw. K., afdelingshoofd, had klager een vraag gesteld: Hoe zie jij de Jihad? Klager had geantwoord de Jihad is doden en gedood worden. Dat is een correct juridisch antwoord. Hij had dat wat uitdagend
geantwoord naar de directeur, maar klager mag geloven wat hij wil.
Het heeft ook te maken met een bepaalde methodiek binnen de inrichting. Als je van tevoren uitgaat van bepaald gedrag, dan let je op bepaalde dingen. Bewaarders krijgen cursus en een kader en letten daardoor op bepaalde dingen, terwijl ze
feitelijkheden
moeten rapporteren. Er staat bijvoorbeeld een opmerking dat klager niet met een ongelovige wil lopen. Misschien is die ander echter wel een kinderverkrachter en is dat de reden dat klager niet met hem wil omgaan. Als klager een gesprek met een
bewaarder
heeft gehad, wordt dat meteen zonder context in de computer gezet en kunnen alle medewerkers dit lezen. Dat draagt bij aan vooringenomenheid.
Klager begrijpt dat een plaatsing van hem in een normaal regime praktisch niet is te organiseren. Hij verwacht wel dat er bepaald beleid op hem wordt toegepast. De beroepscommissie moet de bestreden beslissing toetsen en hij hoopt dat de
beroepscommissie daarbij alles meeweegt.

3.2. In het selectievoorstel van 27 januari 2016 van de directeur van de EBI is het volgende aangegeven. Klager werd op 12 september 2005 in de EBI geplaatst daar hij mogelijk een vuurwapen de inrichting zou willen laten binnensmokkelen. Daarnaast
is
hij verdacht van lidmaatschap van een terroristische organisatie die kan beschikken over zware vuurwapens en explosieven en daarbij niet zal schromen deze te gebruiken. De door klager gepleegde delicten hebben in de samenleving grote gevoelens van
angst
en onveiligheid teweeggebracht. Daarbij gaf hij aan helemaal niet van plan te zijn om zijn manier van denken in heroverweging te nemen. Integendeel, klager heeft zelfs gezworen dat als hij vrij zou komen, hij precies hetzelfde zal doen.
Het feit dat het gedrag van klager nu positief is, lijkt te liggen aan de prikkelarme omgeving waar hij nu verblijft. Het recidivegevaar is in een minder beveiligde inrichting groter. Daarnaast laat hij zien dat hij de daad bij het woord voegt, ook in
de EBI, ondanks de minimale mogelijkheden. Tijdens klagers verblijf in de EBI hebben zich twee opvallende gebeurtenissen afgespeeld waaruit blijkt dat hij ondanks de hoge mate van beveiliging toch zijn radicale gedachtegoed aan anderen laat blijken.
In 2010 op afdeling c, wist klager de slotplaat los te maken met de gesp van zijn broeksriem. Hiermee had hij veel schade kunnen veroorzaken. In die periode hebben medegedetineerden zich uitgesproken over het feit dat zij zich onveilig voelden ten
aanzien van klager. In die periode verbleef klager enige tijd in het handboeienregime.
In mei 2011 was er een voorval op de luchtplaats. Klager viel een medegedetineerde aan omdat deze een andere visie had op het leven dan klager. Klager is na dit voorval overgeplaatst naar een andere afdeling, alwaar hij later in een gesprek duidelijk
maakte dat hij vond dat het systeem een spel met hem speelde en als het systeem hem terug zou plaatsen naar de vorige afdelingen ze het risico zouden lopen dat het opnieuw fout zou gaan. Klager noemt mensen die een andere geloofsovertuiging hebben dan
hijzelf ongelovigen. Klager heeft tevens in het handboeienregime gezeten.
Klager houdt nog immer vol geen spijt te hebben van zijn delict en hij zou het zo weer doen. Over het algemeen weet hij dit goed te verbergen, maar er zijn momenten dat dat niet lukt, zoals tijdens een relatiebezoek van zijn broer op 22 februari 2012.
Hij is dan geagiteerd en doet tijdens dat bezoek uitspraken naar het personeel: “Als er één echte man op zou staan dan lieten ze het wel uit hun hoofd. Ik ben een kerel, zij niet, jammer dat ik ben gebonden hier, anders had ik hier al een paar kerels
te
pakken genomen” en “de Jihad wordt sterker, de Mudjahadin wordt sterker, ze zullen de rekening gepresenteerd krijgen.”
Klager draait de laatste tijd goed mee en het contact met het personeel lijkt te verbeteren. Hij verblijft momenteel in een groepje met drie gedetineerden. Dit verloopt goed en hij lijkt dit toch wel prettig te vinden.
Ondanks het feit dat er sinds 12 september 2005 geen aanvullende nieuwe externe informatie is binnengekomen, is de directeur van mening dat een verlenging van het verblijf in de EBI nog immer geïndiceerd is. Bij een eventuele ontvluchting of wanneer
klager zijn radicale gedachtegoed naar de media zou weten door te spelen, zou dit opnieuw leiden tot een zeer ernstig geschokte rechtsorde alsmede zeer grote maatschappelijke onrust. Dit zou wederom grote gevoelens van angst en onveiligheid teweeg
kunnen brengen in de maatschappij. Wel nadert het moment dat men stilaan moet gaan kijken hoe na uitplaatsing op termijn zijn detentieroute er uit moet gaan zien.

Klager heeft aangegeven dat hij zowel de selectiefunctionaris als de medewerker casemanager niet wil spreken in het kader van dit selectievoorstel. Hij is niet akkoord met het selectieadvies.

3.3. Door en namens de selectiefunctionaris is het volgende aangevoerd.
Namens de selectiefunctionaris is aan de hand van een pleitnota gereageerd op het beroep. Daarin staan de volgende argumenten, kort en zakelijk weergegeven:
-ontvankelijkheid: Klager heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van 12 februari 2016. Het beroepschrift is niet gemotiveerd. Klager wijst voor een eventuele schriftelijke motivering naar een toekomstig schrijven dat echter nooit is gekomen. Er
wordt daarom primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van het beroep;
-inhoudelijk: Het verblijf van klager in de EBI is verlengd omdat hij bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is (artikel 6, aanhef en onder b, van de Regeling
selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden). Zeker in het huidige tijdsgewricht, waarin terroristische aanslagen steeds frequenter plaatsvinden en dichterbij komen.
Klager is in veel opzichten een bijzondere gedetineerde. Hij is tot levenslang veroordeeld wegens terroristische misdrijven, te weten de moord op Theo van Gogh en de poging tot doodslag op agenten en getuigen. Daarnaast is hij veroordeeld wegens
lidmaatschap van een terroristische organisatie. Zijn delicten hebben tot grote maatschappelijke onrust, angst en onveiligheid geleid en tot een zeer ernstig geschokte rechtsorde. Bovendien heeft klager in detentie te kennen gegeven te volharden in
zijn
gewelddadige levenshouding. Ondanks de duur van het verblijf in de EBI is het onduidelijk wat er in hem omgaat. Hij spreekt niet of nauwelijks met personeelsleden en blijft daarom moeilijk in te schatten.
Subsidiair wordt daarom geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

Daarnaast is het volgende, in reactie op de argumenten van klager, naar voren gebracht. Klager is een uitzonderlijk geval en verschilt duidelijk van andere gedetineerden. Het is onduidelijk wat er in hem omgaat. Dat hij radicaal is in zijn gedachtegoed
is duidelijk, maar het is onduidelijk of het gevaar ten opzichte van de maatschappij is geweken. Er is geen sprake van een beslissing genomen in een politiek spectrum. De beslissing is uitgebreid gemotiveerd en toegespitst op klagers situatie. Klager
heeft nooit bezwaren willen uiten. De selectiefunctionaris is bereid om samen met de directeur te kijken wat ze met klager aan moeten, maar op dit moment is zijn verblijf in de EBI nog steeds aan de orde. Sinds een aantal maanden lijkt sprake van een
positieve draai in zijn gedrag en maakt hij meer contact. Dat is echter nog te pril. De selectiefunctionaris wil graag meer inzicht in klager krijgen. Er kan nog geen goede risicoanalyse worden gemaakt. Het is zeer de vraag hoe lang het goed gaat in
een
ander regime.

4. De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1. Klager heeft zelf een beroepschrift ingediend gedateerd 17 februari 2016. Klager geeft daarin aan met dit schrijven de beslissing tot verlenging van zijn verblijf in de EBI ter beroep neer te leggen bij de beroepscommissie. Voor een eventueel
schriftelijke motivering verwijst hij naar toekomstig schrijven. Hoewel formeel de motivering voor het beroep te kort schiet, blijkt uit de context wel de reden voor het beroep. Bovendien is het vaste jurisprudentie van de beroepscommissie om minder
zware aanvullende eisen aan een door een gedetineerde ingediend beroepschrift te stellen zolang de bedoeling daarvan duidelijk is. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn beroep.

Inhoudelijk
4.2. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.3. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.4. In artikel 26 van voornoemde Regeling worden de voorwaarden genoemd die in acht dienen te worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.5. De beroepscommissie overweegt dat uitgangspunt in de wet (artikel 2, vierde lid, van de Pbw) is dat personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt aan geen andere beperkingen
worden onderworpen dan die welke voor het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting noodzakelijk zijn.
Dit uitgangspunt van “minimale beperkingen” geldt voor alle gedetineerden (inclusief tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde gedetineerden). Telkens zal, wanneer een uitzondering wordt gemaakt op dit uitgangspunt, onderbouwd en gemotiveerd moeten
worden waarom de noodzaak voor verdergaande beperkingen aanwezig is en waarom niet kan worden volstaan met een andere, qua beperkingen in het regime minder vergaande wijze van tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
Bij het voortduren van eventuele beperkingen dient de voor de uitvoering verantwoordelijke instantie wederom gemotiveerd aan te geven op grond waarvan nog steeds niet volstaan kan worden met minder vergaande beperkingen. Zeker bij langdurige
vrijheidsstraffen dient inzichtelijk te worden gemaakt welk detentietraject men voor ogen heeft, aan welke vereisten een gedetineerde moet voldoen om het traject te doorlopen en welke stappen voornoemde instantie denkt te nemen om dat traject te
realiseren. Een en ander met het oog op het – met inachtneming van uit beveiliging van de maatschappij en handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting benodigde maatregelen – bieden van perspectief aan de gedetineerde en (indien aan de orde)
op
het voorbereiden van een verantwoorde terugkeer van de gedetineerde in de samenleving.

4.6. Buiten twijfel staat dat de plaatsing van een gedetineerde in de EBI een uitzondering maakt op het hiervoor vermelde uitgangspunt. Het in de EBI geldende regime kan als zeer restrictief en beperkend voor de gedetineerde die daar wordt geplaatst
worden gekenschetst.
Gelet op de gevolgen van plaatsing in de EBI voor een gedetineerde moet, bij een alsmaar voortdurende verblijfsduur in de EBI, een groter belang worden gehecht aan de actualiteit, concreetheid en volledigheid alsmede de betrouwbaarheid van de
overgelegde informatie. Daarenboven dient, zoals hiervoor al in algemene zin is aangegeven, gemotiveerd te worden waarom niet kan worden volstaan met toepassing van minder vergaande beperkingen en mag worden verwacht dat de voor de uitvoering
verantwoordelijke instantie inzicht geeft in het detentietraject dat men voor ogen heeft voor de betreffende gedetineerde.

4.7. Het enkele gegeven dat bij eerste plaatsing in de EBI geoordeeld wordt dat een gedetineerde bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt (waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is), brengt, het voorgaande
in ogenschouw nemende, nog niet met zich dat verlenging van de plaatsing in de EBI alleen daarom al dient plaats te vinden. Er is geen sprake van dat het adagium “eens een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, altijd een onaanvaardbaar maatschappelijk
risico” opgeld zou doen. Ook ten aanzien van de gedetineerden die op grond van dit criterium in de EBI zijn geplaatst, dient daarom telkens in het licht van het uitgangspunt van de wet te worden beoordeeld of die plaatsing in de EBI nog wel
proportioneel en nodig is of dat (al dan niet met toepassing van specifieke beveiligingsmaatregelen) volstaan kan worden met plaatsing in een inrichting met een minder beperkend regime.
Daarbij overweegt de beroepscommissie dat, hoewel bij de in het geding zijnde plaatsingsgrond van ondergeschikt belang, het al dan niet bestaan van vluchtrisico wel degelijk relevant kan zijn en dat dat risico, als daarvan volgens de voor de uitvoering
verantwoordelijke instantie sprake zou zijn, om die reden ook met concrete feiten of omstandigheden en met (actuele) informatie dient te worden onderbouwd.

4.8. De beroepscommissie constateert dat ten aanzien van klager sinds 2005 geen sprake is van meer recente (GRIP)informatie dan die welke destijds tot zijn plaatsing in de EBI heeft geleid. Klager verblijft inmiddels ruim tien jaar in de EBI en een
dergelijk langdurig verblijf met alle beperkingen van dien komt indien geen nadere en actuele gronden worden aangevoerd op gespannen voet te staan met het beginsel van minimale beperkingen zoals neergelegd in artikel 2, vierde lid, van de Pbw en het
bepaalde in artikel 3 EVRM dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
Klager houdt er vanuit zijn geloofsovertuiging radicale ideeën op na. De beroepscommissie acht echter aannemelijk dat klager bepaalde radicale uitspraken die in het selectieadvies worden genoemd, gelet op zijn aanvulling ter zitting, in een bepaalde
context heeft gedaan en dat zonder die context daaraan niet zonder meer de duiding kan worden gegeven als in het selectieadvies en de selectiebeslissing is gedaan.
Er is sprake van een begin van een positieve ontwikkeling ten opzichte van klager die wat meer zicht biedt op zijn gedrag. Bovendien heeft klager aangegeven open te staan voor een gesprek met een islamitisch praktiserend psycholoog.
Er zijn alternatieve detentiemogelijkheden aanwezig waarin klager geplaatst kan worden met behoud van individueel op hem afgestemde maatregelen waarmee bijvoorbeeld het eventueel uitdragen van zijn radicale opvattingen aan banden kan worden gelegd.
Gelet hierop en op het ontbreken van feiten en omstandigheden voor het van toepassing zijn van het criterium van artikel 6 aanhef en onder b van de Regeling, moet de bestreden beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als
onredelijk en onbillijk worden aangemerkt en zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. Zij zal de bestreden beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De
beroepscommissie zal voor die nieuwe beslissing een ruime termijn stellen ten behoeve van een zorgvuldige voorbereiding van een nieuwe plaatsingsbeslissing uit de EBI. De nieuwe beslissing dient in ieder geval te zijn genomen voor 12 augustus 2016, dat
is voor de afloop van de zes maanden die de bestreden beslissing van 12 februari 2016 zou gelden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak, in ieder geval voor 12 augustus 2016.
Zij ziet geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.A.G. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 28 april 2016

secretaris voorzitter

Naar boven