Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0556/GA, 9 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/556/GA

betreft: [klager] datum: 9 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Hoogvliet,

gericht tegen een uitspraak van 8 februari 2016 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 maart 2016, gehouden in de locatie De Schie, is gehoord mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Hoogvliet.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel wegens onttrekking aan het toezicht, vermoedelijke voorbereiding van een onttrekking, het vervaardigen en neerleggen van een namaaklichaam en het
afleggen van tegenstrijdige verklaringen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor wat betreft de duur van de opgelegde disciplinaire straf en heeft de directeur opdracht gegeven een nieuwe beslissing te nemen en heeft het beklag voor het overige ongegrond verklaard, op de
gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Door de daadwerkelijke onttrekking uit zijn cel, welke zichtbaar en voelbaar was afgesloten, en het installeren van een namaaklichaam heeft klager
de verdenking op zich geladen van langdurige onttrekking. Op 10 oktober 2015 zijn er drie rondes gelopen en op 11 oktober 2015 zijn er twee rondes gelopen, waarbij is gecontroleerd of de deuren waren afgesloten, alvorens klagers afwezigheid is
opgemerkt. Met een telefoonkaart wordt gecontroleerd of de deuren daadwerkelijk dicht zijn en op slot zitten.
Het is een feit dat is geconstateerd dat klagers deur dicht en op slot was en dat klager deze deur niet zelf dicht kon doen. Hoogstwaarschijnlijk heeft klager zich de avond er voor al verstopt buiten zijn cel. Het kan niet zo zijn dat hij in zijn cel
was met de deur op slot. Het doet er niets aan af dat klager net aan kwam lopen op het moment dat werd besloten een algeheel alarm te maken en een gedetineerdentelling in te zetten. De directeur volstaat met de opgelegde disciplinaire straf van
veertien
dagen opsluiting in een strafcel.
De disciplinaire straf is ingegaan op 11 oktober 2015. De volgende dag is - binnen 24 uur - de beschikking daarvan uitgereikt. Het woord ‘heden’ in de strafbeschikking heeft betrekking op het moment van de beslissing. Hoewel de strafbeschikking is
getekend door [M.], is de beslissing genomen door een ander plaatsvervangend vestigingsdirecteur.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf staat dat de straf is ingegaan op 11 oktober 2015. De schriftelijke mededeling dateert echter van 12 oktober 2015 en is ook op deze datum ondertekend. De beroepscommissie overweegt dat de
disciplinaire straf met terugwerkende kracht is opgelegd, hetgeen op grond van de Pbw niet mogelijk is. In tegenstelling tot hetgeen de directeur heeft aangevoerd kan het woord ‘heden’ in de schriftelijke mededeling uitsluitend zien op de datum van
ondertekening. Bovendien blijkt uit de aantekeningen die zijn gemaakt op het formulier van het schriftelijk verslag en uit het verhandelde ter zitting dat de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf is genomen door plaatsvervangend
vestigingsdirecteur [V.]. Dit terwijl in de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf is vermeld dat plaatsvervangend vestigingsdirecteur [M.] deze beslissing heeft genomen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de beroepscommissie het beroep van de directeur ongegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog (op formele gronden) gegrond verklaren. De beroepscommissie acht geen
termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. J.G.A. van den Brand en drs. F.M.J. Bruggeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 9 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven