Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0866/GV, 2 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/866/GV

betreft: [klager] datum: 2 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F. Kiliç, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 maart 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is nog geen ongewenstverklaring, enkel een voornemen hetgeen op een juridisch onjuiste grondslag is gebaseerd. Er is geen sprake van een actuele bedreiging van de Nederlandse openbare orde die de
ongewenstverklaring kan rechtvaardigen. Er is eveneens een verzoek om voorlopige voorziening aanhangig gemaakt om er voor te zorgen dat de onderhavige procedure geen vertraging oploopt. Klager heeft er een zeer groot belang bij dat hij zo spoedig
mogelijk verlof krijgt zodat hij zijn succesvolle bedrijf kan redden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof in verband met zijn bedrijf. Het verzoek is afgewezen op grond van het bepaalde in artikel 4, sub l, van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting (de Regeling). Voorts heeft klager nog een gevangenisstraf openstaan voor de duur van twee jaren, wat een verhoogd onttrekkingsrisico oplevert. Incidenteel verlof is slechts in bijzondere gevallen mogelijk. Klager is destijds
als zelfmelder opgeroepen waardoor hij, voorafgaand aan zijn meldplicht, zaken had kunnen overdragen in verband met zijn bedrijf of een vervanger had kunnen vinden. Incidenteel verlof is niet bedoeld om (wekelijks) te kunnen blijven werken in het eigen
bedrijf. Inmiddels is bekend geworden dat er onduidelijkheid bestaat over het voornemen tot ongewenstverklaring. Op 31 maart 2016 is dan ook door de selectiefunctionaris besloten om klager te selecteren voor een zeer beperkt beveiligde inrichting
waardoor klager wekelijks met regimair verlof gaat. Tijdens deze verloven kan hij tijd en energie in zijn bedrijf steken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag wegens een openstaande rechtbankzaak en een lopende procedure tot ongewenstverklaring.
Het openbaar ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits aan het verlof de voorwaarde van een contactverbod met voormalige slachtoffers verbonden wordt.
De politie heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek, wegens mensenhandel. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van twee jaren te ondergaan, wegens fraude. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 juni 2017.

Op grond van artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In de artikelen 23 tot en met 31 van de
Regeling
staat een aantal gevallen vermeld waarvoor incidenteel verlof verleend kan worden. De beroepscommissie merkt allereerst op dat dit geen uitputtende opsomming is maar dat ook andere gevallen aanleiding kunnen geven voor het verlenen van incidenteel
verlof.

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek om incidenteel verlof onder meer afgewezen op grond van artikel 4, onder l, van de Regeling. Daarin is bepaald dat het verlof kan worden geweigerd in geval van een gedetineerde die ongewenst is verklaard, ten
aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt, tenzij hieraan schorsende werking is verleend, of van wie vaststaat dat hij na de detentie zal worden uitgezet. Uit het advies vrijheden maakt de beroepscommissie op dat klager in beeld is
gebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst aangaande een uitzetprocedure. De enkele mededeling daartoe acht de beroepscommissie echter onvoldoende voor afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof.

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek echter voorts afgewezen om de reden dat incidenteel verlof niet is bedoeld om (wekelijks) te kunnen blijven werken in het bedrijf. De beroepscommissie is met de Staatssecretaris van oordeel dat incidenteel
verlof niet is bedoeld voor structurele redenen en dat niet is gebleken van een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer waarbij klagers aanwezigheid noodzakelijk is, zoals bedoeld in artikel 21 van de Regeling.

Gelet daarop is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 2 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven