Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1033/SGA, 30 maart 2016, schorsing
Uitspraakdatum:30-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/1033/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 30 maart 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Detentiecentrum Zeist.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld detentiecentrum van 27 maart 2016, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf van – zo verstaat de voorzitter – vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 27 maart 2016 om 12.30 uur en eindigend op 1 april 2016 om 12.30 uur, wegens het niet opvolgen van een opdracht van het
personeel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 28 maart 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 29 en 30 maart 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen een verslag van hetgeen op 26 maart 2016 is voorgevallen, wordt voldoende aannemelijk dat
verzoeker niet heeft voldaan aan een opdracht van het personeel en zich daarbij provocerend naar het opdracht gevende personeelslid heeft opgesteld. Gelet daarop kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid
onderhavige beslissing nemen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

De voorzitter merkt nog op dat bij een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel of een andere verblijfsruimte dan een strafcel de betreffende gedetineerde in beginsel wordt uitgesloten van de (gemeenschappelijke) activiteiten. Daarvoor is een
aparte vermelding in de mededeling van de disciplinaire straf niet noodzakelijk.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven