Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3977/GA en 15/3977/GA t/m 15/3980/GA, 23 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3977/GA, 15/3978/GA, 15/3979/GA, 15/3980/GA en 15/3721/GA

betreft: [klager] datum: 23 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een vijftal uitspraken van 9 november 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W.E. Luiten, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet onverwijld afhandelen van een verslag van 14 september 2015; (15/3977/GA en VU 2015/001667)
b. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het met een nietapparaat raken van een personeelslid (15/3878/GA en VU 2015/001717)
c. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens fraude bij gelegenheid van een urinecontrole.
(15/3979/GA en VU 2015/001664)
d. een negatief vrijhedenadvies aan de selectiefunctionaris bij gelegenheid van een verzoek om algemeen verlof;
(15/3980/GA en VU 2015/001665)
e. de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.
(15/3721/GA en VU 2015/001882)

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen a, b , c en e ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van onderdeel d, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraken
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager stelt zich op het standpunt dat het verslag niet is afgehandeld binnen de daarvoor in de wet gestelde termijn. Klager is daarom van mening dat het beklag gegrond zou moeten worden verklaard en dat hem een tegemoetkoming dient te worden
toegekend;

Ten aanzien van onderdeel b:
Klager was met enkele medegedetineerden aan de arbeid. Hij moest met een nietapparaat (een zogenaamde “tacker”) kistjes bewerken. Op enig moment werden klager en de anderen op het kantoor van de werkmeesters geroepen en daar werd gezegd dat een van de
medewerkers was geraakt met een nietje uit de tacker. Op dat moment heeft niemand verklaard dat hij dat zou hebben gedaan. Klager heeft uiteindelijk gezegd dat hij de verantwoordelijkheid nam voor het gebruik van de tacker. Indien van hem gezegd zou
worden dat hij onverantwoordelijk was omgegaan met dat apparaat, zou hij een straf daarvoor accepteren. Klager erkent dat er een beetje met die tacker is geklooid, maar ontkent een nietje in de richting van de medewerker te hebben geschoten. Het is ook
technisch niet mogelijk om met een tacker te schieten. Je moet het apparaat op een harde ondergrond duwen, anders komt er geen nietje uit. Het ‘klooien’ van klager bestond er uit dat hij meer nietjes dan nodig in de kistjes schoot. Klager was de enige
die verslag kreeg aangezegd. Er waren drie gedetineerden en die andere twee kregen geen rapport.
Ten aanzien van onderdeel c:
Klager is van mening dat er ten onrechte een straf en bovendien ook nog een te zware straf is opgelegd. Hij ontkent te hebben gefraudeerd met de urinecontrole. Klager kwam in de inrichting met een met THC-score van 1000. Dat was in juli 2015. Hij was
bezig met een afbouw en de scores werden ook steeds lager. Bij deze laatste urinecontrole was er sprake van een te laag kreatininegehalte. Klager heeft toen echter niet meer gedronken dan normaal. Hij kan die score daarom niet verklaren.
Ten aanzien van onderdeel d:
De directeur heeft een negatief verlofadvies gegeven. Voor zover de raadsman zich kan herinneren is tegen de afwijzende (verlof)beslissing van de selectiefunctionaris beroep ingesteld . Omdat de selectiefunctionaris in beginsel moet kunnen uitgaan van
de juistheid van het advies van de directeur, is klager van mening dat hij zich moet kunnen beklagen over het onjuiste advies van de directeur.
Ten aanzien van onderdeel e:
De afwijzende beslissing van de directeur is volgens klager niet goed gemotiveerd. Als de hier tevens aan de orde zijnde beroepen gegrond worden verklaard, moet de beroepscommissie dat meewegen in haar uitspraak. Klager is van mening dat de bestreden
beslissing van de directeur onvoldoende begrijpelijk is. Daaruit kan immers niet worden afgeleid dat er sprake zou zijn van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 4 aanhef en onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de
Regeling). Indien het beroep gegrond mocht worden verklaard zou aan de directeur opdracht moeten worden gegeven tot het nemen van een nieuwe beslissing.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
De directeur sluit zich aan bij het oordeel van de beklagcommissie. Door de minimale tijdsoverschrijding is klager niet in enig belang geschaad. Het verslag is tijdig aangezegd, alleen de afhandeling was iets te laat.
Ten aanzien van onderdeel b:
De directeur gaat uit van de juistheid van het verslag. Er is gevraagd wie had geschoten. De betreffende gedetineerden hebben ontkend dat te hebben gedaan. Na korte tijd heeft klager verklaard de schuld op zich te nemen voor het schieten met de tacker.
Daarom is klager vervolgens disciplinair gestraft. Op zich had, als klagers versie van het voorval zou worden gevolgd, misschien hebben kunnen worden volstaan met een minder zware straf.
Ten aanzien van onderdeel c:
Uit de urinecontrole kwam naar voren dat het kreatininegehalte van de urine te laag was om een goede bepaling te doen. Het drinken van twee liter water, zoals klager heeft verklaard, kan die lage waarde niet verklaren.

Ten aanzien van onderdeel d
De directeur sluit zich aan bij de uitspraak van de beklagcommissie. De directeur geeft een advies aan de selectiefunctionaris. Dat is geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid, van de Pbw.
Ten aanzien van onderdeel e:
De in de bestreden beslissing van de directeur genoemde feiten, waaronder een aantal disciplinaire straffen, kunnen volgens de directeur de afwijzing van een verzoek om verlof rechtvaardigen. Klager heeft zich niet aan een aantal inrichtingsregels
gehouden. Daardoor is het vertrouwen in een goed verloop van het verlof geschaad.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Op grond van het bepaalde in artikel 50, tweede lid, van de Pbw, beslist de directeur zo spoedig mogelijk nadat hem verslag is gedaan over het opleggen van een disciplinaire straf. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie wordt met dat ‘zo
spoedig mogelijk’ in beginsel een termijn van 24 uur bedoeld, tenzij er sprake is van bijzondere feiten of omstandigheden, die een overschrijding van die termijn rechtvaardigen.
In dit geval is het tijdsverloop tussen het aanzeggen van het verslag en de afhandeling daarvan door de directeur meer dan 24 uur, te weten 24 uur en 45 minuten, terwijl feiten of omstandigheden die die overschrijding kunnen rechtvaardigen niet zijn
aangevoerd en evenmin aannemelijk zijn geworden. De bestreden beslissing van de directeur is daarom genomen in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 50, tweede lid, van de Pbw. Deze uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand
blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

Gelet op de zeer beperkte termijnoverschrijding is niet aannemelijk dat klager daardoor in enig belang is geschaad. De beroepscommissie acht daarom geen termen voor een financiële tegemoetkoming aanwezig.

Ten aanzien van onderdeel b:
Op grond van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht noch op grond van de stukken is komen vast te staan dat klager met een tacker een nietje tegen/in de richting van een inrichtingsmedewerker heeft geschoten en hem daarbij heeft geraakt. Gelet
daarop is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing van de directeur feitelijke grondslag mist. Ook deze uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 52,50.

Ten aanzien van onderdeel c en d:
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht ten aanzien van deze beide klachten
kan niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep wordt daarom in zoverre ongegrond verklaard, met bevestiging van deze uitspraken van de beklagcommissie.

Ten aanzien van onderdeel e:
De directeur heeft een verzoek van klager afgewezen op de grond dat er onvoldoende vertrouwen is in een goed verloop van het verlof omdat er sprake is van gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken.
De aanleiding daarvoor was een aantal feiten in de recente periode voorafgaand aan de beslissing, waarvoor aan klager disciplinaire straffen zijn opgelegd. Op grond van die feiten kon de directeur in redelijkheid oordelen dat hij geen vertrouwen had in
een ongestoord verloop van het verlof. Gelet daarop kan de bestreden beslissing van de
directeur – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en deze uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen met de kenmerken 15/3979/GA, 15/3980/GA en 15/3721/GA ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie (met de kenmerken VU 2015/001664, VU 2015/001665 en VU 2015/001882).
Zij verklaart de beroepen met de kenmerken 15/3977/GA en 15/3978/GA gegrond, vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie (met de kenmerken VU 2015/001667 en VU 2015/001717) en verklaart die klachten alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ter zake van de gegrondverklaring van het beroep met kenmerk 15/3978/GA een tegemoetkoming toekomt van € 52,50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven