Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0280/GA, 23 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/280/GA

betreft: [klaagster] datum: 23 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Hendriksen, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 25 januari 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwersluis,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2016, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klaagster raadsman mr. N. Hendriksen en dhr. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Nieuwersluis.
Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft klaagsters overplaatsing van een meerpersoonscel naar een eenpersoons verblijfsruimte.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klaagster is op 4 november 2015 overgeplaatst van een meerpersoonscel naar een eenpersoons verblijfsruimte. In het verleden heeft de psycholoog
juist bepaald dat het goed is voor klaagster als ze een celgenoot heeft. Na klaagsters overplaatsing naar een eenpersoons verblijfsruimte is het advies van de psycholoog veranderd. Dat is een vreemde gang van zaken. Bovendien gold het advies voor een
meerpersoonscel nog op het moment dat klaagster naar een eenpersoons verblijfsruimte werd overgeplaatst. Er was dus wel degelijk sprake van een contra-indicatie voor plaatsing in een eenpersoons verblijfsruimte. Gedurende haar detentie heeft klaagster
slechts één keer een probleem gehad met een celgenoot. Ter zitting van de beklagcommissie heeft de directeur aangevoerd dat hij klaagster heeft geplaatst in een eenpersoons verblijfsruimte zonder dat een incident daarvoor de aanleiding vormde. Het is
onduidelijk wat nu de reden voor de overplaatsing is. De directeur had een belangenafweging moeten maken. Temeer nu de beklagcommissie heeft opgemerkt dat het in deze specifieke situatie in lijn had gelegen om de beslissing toe te lichten dan wel
hierover in contact te treden met de raadsman en voorts dat op een andere wijze aan klaagsters behoefte tegemoet kan worden gekomen.
Klaagster zit in een schildersgroep en werkt in de tuin. Er is sprake van ernstige psychische problematiek. In het kader van de strafzaak is zij onderzocht door het NIFP. Er is sprake van een angststoornis. Zij kan niet alleen zijn, is vaak in paniek
en
belt dan haar raadsman op. Het gaat daadwerkelijk minder goed met klaagster sinds ze in een eenpersoons verblijfsruimte verblijft. Klaagster heeft verzocht om overplaatsing. Ze zou het liefst naar Polen gaan.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Momenteel verblijft klaagster nog steeds in een eenpersoons verblijfsruimte en in overleg met de psycholoog wordt geen nachtcontrole meer
toegepast.

In de wet zijn wel contra-indicaties maar geen indicaties opgenomen voor plaatsing in een meerpersoonscel. Er was geen geschikte kandidaat beschikbaar. De psycholoog heeft een advies uitgebracht en de directeur heeft gekeken in hoeverre hij daaraan
tegemoet kon komen. De directeur bestrijdt dat het slecht gaat met klaagster. De psycholoog spreekt haar tweewekelijks en heeft beslist dat de nachtcontrole kon worden beëindigd. Bovendien werkt klaagster in de schildersgroep en in de tuin, waarbij
sprake is van veel vrijheden. Als ze absoluut niet alleen in een eenpersoons verblijfsruimte kan verblijven is het de vraag of ze wel detentiegeschikt is, maar deze vraag is niet opgeworpen. Als er een geschikte kandidaat was gevonden, was klaagster in
een meerpersoonscel geplaatst. Momenteel is de directeur niet op zoek naar een celgenoot, omdat het goed gaat met klaagster. De situatie is stabiel, als ze nu in een meerpersoonscel geplaatst wordt zorgt dat wellicht voor problemen. Voorheen ging het
ook vaak mis. Klaagster deed vaak een beroep op haar celgenoot, maar die is er niet voor de begeleiding van klaagster. In totaal is klaagster drie keer in een meerpersoonscel geplaatst. Er is geen sprake van een contra-indicatie voor plaatsing in een
meerpersoonscel ondanks dat het eerdere keren niet goed is gegaan. Ze zou in een meerpersoonscel kunnen verblijven, maar het is beter van niet.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Pbw bepaalt de directeur de wijze van onderbrenging van gedetineerden. Onderbrenging van gedetineerden is zowel mogelijk in een voor de gedetineerde persoonlijk bestemde verblijfsruimte als in een voor de
gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte. Uitgangspunt is dat een gedetineerde wordt ondergebracht in een eenpersoons verblijfsruimte. Dit is ook af te leiden uit artikel 11a, eerste lid, van de Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, waarin staat dat de directeur een gedetineerde in een meerpersoonscel kan plaatsen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht.

De psycholoog heeft in eerste instantie geadviseerd om klaagster in een meerpersoonscel te plaatsen. De directeur heeft klaagster daarop in een meerpersoonscel geplaatst. Dat verblijf is geëindigd. Vervolgens heeft de directeur gezocht naar een
geschikte celgenoot, maar deze niet gevonden. Klaagster is - wederom na overleg met de psycholoog - in een eenpersoons verblijfsruimte geplaatst met aanvankelijk nachtcontrole. De beslissing om klaagster in een eenpersoons verblijfsruimte te plaatsen
kan derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal derhalve het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en mr. J.D. den Hartog, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 23 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven