Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/204/SGA, 28 januari 2016, schorsing
Uitspraakdatum:28-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/204/SGA
Betreft : [klager] datum: 28 januari 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[klager], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Leeuwarden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 25 januari 2016, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van
plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van vijf dagen, ingaande op 25 januari 2016 om 16.30 uur en eindigende op 30 januari 2016 om 16.30 uur. Deze ordemaatregel is aan verzoeker opgelegd om hem
buiten de gemeenschap te houden en zo te voorkomen dat de veiligheid van verzoeker gevaar loopt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 26 januari 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 27 januari 2016. De secretaris van de beklagcommissie heeft nog niet gereageerd op het verzoek van de
voorzitter om inlichtingen.

1. De beoordeling
Nu verzoeker bij de toezending van zijn schorsingsverzoek een klaagschrift als bijlage heeft meegezonden en dit zo is doorgezonden naar de beklagcommissie, gaat de voorzitter er vooralsnog van uit dat de beklagcommissie dit klaagschrift als zodanig
heeft ingeboekt. Verzoeker kan derhalve in zijn schorsingsverzoek worden ontvangen.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.
Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Van zowel personeelsleden als van gedetineerden zouden signalen zijn binnengekomen dat verzoeker in contrabande handelt. Verzoeker zou hierbij diverse gedetineerden zwaar
onder druk zetten om deze contrabande naar binnen te smokkelen. Dit zou gepaard gaan met dreigementen, met het werkelijk aftuigen van gedetineerden en met afpersing. De onvrede en boosheid onder een grote groep gedetineerden zou inmiddels zo groot
zijn
dat de veiligheid van verzoeker ernstig in het geding is. In afwachting van verder onderzoek naar de verkregen signalen is aan verzoeker voor zijn eigen veiligheid genoemde ordemaatregel opgelegd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan het
vorenstaande de bestreden beslissing van de directeur rechtvaardigen. Gelet op het vorenstaande zal het verzoek worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 28 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven