Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/391/SGA, 11 februari 2016, schorsing
Uitspraakdatum:11-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/391/SGA
Betreft : [klager] datum: 11 februari 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. S. Urcun, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam..

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 februari 2016, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf
van opsluiting in een strafcel, voor de duur van vijf dagen, ingaande op 7 februari 2016 om 09.45 uur en eindigende op 12 februari 2016 om 09.45 uur, wegens het maken van een slaande beweging naar een personeelslid.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 8 februari 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 9 februari 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder een op 6 februari 2016 afgehandeld verslag, is voldoende aannemelijk geworden dat
verzoeker die dag een slaande beweging heeft gemaakt naar een personeelslid. Gelet daarop kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de directeur – de onderhavige beslissing nemen. Aan het namens verzoeker gevoerde verweer dat niet is omschreven
op welke manier verzoeker de slaande beweging heeft gemaakt en dat daarom niet is gebleken van een onveilige situatie of onverenigbaarheid met de orde van de inrichting gaat de voorzitter voorbij. Weliswaar is in het verslag dat ten grondslag ligt aan
de thans bestreden disciplinaire straf de slaande beweging niet feitelijk nader omschreven maar – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – vormt het op zich maken van een slaande beweging naar een personeelslid voldoende grondslag voor het
opleggen van de thans bestreden disciplinaire straf. Gelet op het vorenstaande moet het verzoek worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 11 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven