Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3664/GA, 1 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3664/GA

betreft: [klager] datum: 1 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 oktober 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Almere in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Klager had geen disciplinaire straf verdiend. Klager kon geen herhalingsonderzoek aanvragen omdat hij onvoldoende saldo op zijn
rekening had. Het loon werd pas later bijgewerkt en er volgden nog twee nastortingen. Het beklag is gericht tegen de disciplinaire straf en tegen het niet verkrijgen van de 24 uur bedenktijd na de positieve uitslag van zijn urinecontrole wegens
geldgebrek. Het is achterhaald dat geen gebruik mag worden gemaakt van de televisie. Klager betaalt voor het gebruik van de televisie; van de televisie moet de directeur afblijven.

De directeur heeft, zakelijk weergegeven, daarop als volgt gereageerd. Klager heeft positief gescoord op cannabis, namelijk 50 ug/l. Daarvoor is een disciplinaire straf opgelegd.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 61, derde lid, van de Pbw vermeldt het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. Klager heeft zijn klaagschrift in beroep toegelicht en de beroepscommissie is van oordeel
dat het beklag voldoende nauwkeurig is omschreven. Zij zal de uitspraak van de beklagrechter derhalve vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Artikel 5, tweede lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (de Regeling) schrijft voor dat de gedetineerde bij het bekendmaken van de uitslag van de urinecontrole wordt gewezen op het recht op een herhalingsonderzoek. Dit recht op
een herhalingsonderzoek volgt uit artikel 6, eerste lid, van de Regeling. Artikel 6, tweede lid, van de Regeling bepaalt dat de kosten van het herhalingsonderzoek voor rekening van de gedetineerde komen. Ambtshalve is het de beroepscommissie bekend dat
de kosten van een herhalingsonderzoek € 1,55 bedragen.

Uit het schriftelijk verslag van de mededeling van de uitslag van de urinecontrole blijkt niet dat klager bij het doen van die mededeling op het recht op een herhalingsonderzoek is gewezen, zoals wel had gemoeten. De beroepscommissie begrijpt dat het
recht op een herhalingsonderzoek wel onderwerp van gesprek is geweest. Uit dit gegeven kan evenwel niet worden opgemaakt dat klager bij het bekendmaken van de uitslag van het onderzoek - het tijdstip waarop de 24-uurs termijn begint te lopen - is
gewezen op dit recht, hetgeen strijd oplevert met het bepaalde in artikel 5, tweede lid, van de Regeling.

Bovendien heeft klager geen gebruik mogen maken van de mogelijkheid om binnen 24 uren een schriftelijk verzoek voor een herhalingsonderzoek in te dienen vanwege een ontoereikend saldo op zijn rekening-courant. Dit volgt uit de mededeling oplegging
disciplinaire straf, die - voor zover hier van belang - luidt: “Op 08-09-2015 is bij afname een positieve score op cannabis geconstateerd. U heeft onvoldoende saldo voor een herhalingsonderzoek. Gesanctioneerd volgens D.O.B.”

Dat de directeur niet de in artikel 6, derde lid, van de Regeling voorgeschreven termijn van 24 uur in acht heeft genomen alvorens de disciplinaire straf op te leggen (en te executeren) is naar het oordeel van de beroepscommissie eveneens in strijd met
de Regeling. Dat klager op het moment van horen onvoldoende saldo op zijn rekening had is, gelet ook op het feit dat klager onweersproken heeft gesteld dat zijn loon pas later (administratief) werd bijgewerkt en er nog twee nastortingen volgden, zonder
nadere motivering niet voldoende om hem de bedenktijd van 24 uur en het recht op een herhalingsonderzoek te ontzeggen. Gelet op bovenstaande zal de beroepscommissie het beklag gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 1 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven