Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0780/GM, 13 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/780/GM

betreft: [klager] datum: 13 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan Detentiecentrum Schiphol,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 februari 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 april 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn klagers raadsman, mr. M. van Stratum, en [...], plaatsvervangend hoofd zorg verbonden aan Detentiecentrum Schiphol, en [...],
plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting, gehoord.
Klager is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 20 februari 2016, betreft de omstandigheden dat klager zijn medicatie te laat uitgereikt heeft gekregen en dat de dosering diazepam is teruggebracht.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd.
Klager is op 19 februari 2016 vanuit Detentiecentrum Zeist overgeplaatst naar de inrichting. Bij binnenkomst in de inrichting ontving klager de aan hem voorgeschreven medicatie niet. Pas na herhaald aandringen en ongeveer vier uur te laat heeft hij
zijn
medicatie gekregen. Hij heeft hier nadeel van ondervonden. Methadon heeft een werkingstijd van 24 uur. Klager had in Detentiecentrum Zeist op 19 februari 2016 om 8.00 uur voor het laatst zijn methadon gekregen en in Detentiecentrum Schiphol kreeg hij
zijn methadon pas weer op 20 februari 2016 na 12.00 uur. De directeur heeft zijn zorgplicht geschonden. Klager is van mening dat zijn klacht over het tijdstip van verstrekken van zijn medicatie ontvankelijk is nu de verstrekking van medicatie een
verantwoordelijkheid van de inrichting betreft. De directeur is verantwoordelijk voor de verstrekking van medicatie. Verwezen wordt naar RSJ 15/3432/GM van 18 december 2015.
De kalmerende medicatie was in Detentiecentrum Zeist slechts voor een dag teruggebracht, omdat klager een blowtje had gerookt. De dosering van klagers medicatie is in Detentiecentrum Schiphol zonder goed overleg met klager teruggebracht. Het gaat
klager
er met name om dat hij niet is ingelicht over de aanpassing van zijn medicatie.
Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

Door en namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – ingenomen. Bij binnenkomst in de inrichting maakte klager een versufte indruk. Hij is daarom onder cameratoezicht geplaatst. Ook is hij gezien door de medische dienst.
De medische dienst doet altijd haar uiterste best om medicatie tijdig te verstrekken, zeker met middelen als methadon. Klager gaf aan dat Detentiecentrum Zeist methadon had meegegeven. Klager is op 19 februari 2016 om 21.50 uur binnen gekomen in de
inrichting maar er was geen methadon aanwezig. Volgens de overdracht was de methadon al verstrekt op de standaardtijd, die dag om 8.00 uur ’s morgens. Volgens de inrichtingsarts was de eerstvolgende gift de volgende ochtend om 08.00 uur.
Voor wat betreft de vergissing met de kalmerende middelen voert de inrichtingsarts aan dat hij samen met klager zijn dossier heeft doorgenomen en heeft achterhaald waar de vergissing zat. De diazepam is eenmalig verlaagd van drie maal daags naar twee
maal daags omdat klager een suffe indruk maakte. Op het moment dat de inrichtingsarts klager sprak vond hij hem niet suf en bestond een klinische indicatie voor frequenter gebruik (angstklachten en afbouwen van opiaten). In overleg met klager is helder
beleid opgesteld waarin hij frequenter kalmerende middelen kreeg. De diazepam is omgezet in een korter werkend middel. De uitwerking is wekelijks geëvalueerd. Het oorspronkelijke misverstand over de kalmerende middelen was daarmee van de baan.

3. De beoordeling
Voor zover klager klaagt over het niet tijdig verstrekken van medicatie is geen sprake van medisch handelen zoals bedoeld in artikel 28, tweede lid, Pm. Het niet (tijdig) verstrekken van medicatie door een personeelslid valt immers onder de
verantwoordelijkheid van de directeur van de inrichting. Klager is dan ook in zoverre niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Voor wat betreft het tweemaal daags voorschrijven van diazepam in plaats van driemaal daags, overweegt de beroepscommissie dat dit valt binnen de beoordelingsruimte van de inrichtingsarts. Toen klinische indicatie bestond voor frequenter gebruik zijn
aan klager weer frequenter kalmerende middelen voorgeschreven. Naar het oordeel van de beroepscommissie bestaan geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts dient te worden aangemerkt als in strijd met de in artikel
28
Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover klager klaagt over de aanpassing van de dosering diazepam.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor zover hij klaagt over het niet tijdig verstrekken van medicatie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven