Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0244/TA, 6 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 16/244/TA

betreft: [klager] datum: 6 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. K. Bruns, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 januari 2016 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 april 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. K. Bruns en, namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de omstandigheid dat in het door de psychiater opgestelde deelplan onjuistheden zijn vermeld (Me-2015-299);
b. een voorgenomen beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling (Me-2015-300 en Me-2015-304);
c. de omstandigheid dat klager op 16 september 2015 niet (onder begeleiding) naar de Repro mocht (Me-2015-322);
d. de omstandigheid dat klager is beperkt in zijn recht om te luchten (Me-2015-366b).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag als vermeld onder a. en b. en heeft het beklag als vermeld onder c. en d. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a:
In het door de psychiater opgestelde deelplan, dat op 24 augustus 2015 aan klager is uitgereikt, staan gegevens die onjuist of onwaar zijn. Nu dit plan mede het uitgangspunt vormt voor het verdere verloop van de behandeling van klager is het van belang
dat de gegevens die daarin staan juist zijn. De inrichting is ingevolge artikel 19 Bvt verantwoordelijk voor dit plan. In RSJ 16 januari 2001, 02/2080/TA heeft de beroepscommissie benadrukt dat de inrichting erop moet toezien dat in rapportages geen
onjuistheden voorkomen. De inrichting heeft nagelaten zorg te dragen voor een kwalitatief rapport.
Ten aanzien van het beklag onder b:
Klager heeft in het verleden negatieve ervaringen gehad met antipsychotica. Er was nog een minder bezwarend middel voorhanden dan a-dwangbehandeling, namelijk overplaatsing van klager naar een inrichting in de buurt van de woonplaats van zijn familie.
Er is dan ook geen sprake van een ‘uiterst middel’.
Ten aanzien van het beklag onder c:
Klager heeft op grond van artikel 35 Bvt het recht om brieven te verzenden. Doordat klager niet naar de Repro mocht heeft hij geen brieven, waaronder klaagschriften, kunnen versturen. Daardoor is zijn recht als bovenvermeld geschonden. In de Bvt is
niet
bepaald dat een verpleegde tijdens afdelingsarrest geen brieven mag verzenden.
Ten aanzien van het beklag onder d:
Het recht op luchten is een fundamenteel recht dat zo min mogelijk beperkt dient te worden. Ten onrechte heeft de beklagcommissie beslist dat het verrichten van arbeid in de buitenlucht als luchten in de zin van artikel 43, derde lid, Bvt kan worden
aangemerkt. Arbeid en luchten kunnen niet gelijk worden gesteld. Arbeid in de buitenlucht heeft namelijk geen recreatief karakter. Aan klager zijn ten onrechte luchtmomenten onthouden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a:
Het beklag is niet gericht tegen een beslissing die vatbaar is voor beklag. Bovendien betwist de inrichting dat het deelplan onjuistheden bevat. Klager heeft aan zijn behandelcoördinator laten weten welke passages volgens hem onjuist zijn, maar de
behandelcoördinator deelt die visie van klager niet.
Ten aanzien van het beklag onder b:
Tegen een voorgenomen beslissing tot a-dwangbehandeling staat geen rechtsmiddel open.
Ten aanzien van het beklag onder c:
Aan klager was afdelingsarrest opgelegd. Gedurende dit afdelingsarrest is hem niet toegestaan naar de Repro te gaan.
Ten aanzien van het beklag onder d:
De inrichting verwijst naar uitspraak RSJ 12 januari 2015, 14/3467/TA en 14/3910/TA.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagcommissie.

In aanvulling op de beslissing van de beklagcommissie inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat het beklag betrekking heeft op een beslissing van het hoofd van de inrichting die een vermeende
beperking
inhoudt van een recht dat klager op grond van de Bvt dan wel enig ander wettelijk voorschrift of een een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt (artikel 46, eerste lid onder e, Bvt). Bovendien is de beroepscommissie
niet
bevoegd te treden in de inhoud van de behandeling en het verplegings- en behandelingsplan, waar het deelplan onderdeel van uitmaakt.

In aanvulling op de beslissing van de beklagcommissie inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie dat tegen een definitieve beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling geen beklag bij de beklagcommissie, maar rechtstreeks
beroep bij de beroepscommissie openstaat (artikel 69, eerste lid onder g, Bvt). Tegen een voorgenomen beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling als bedoeld in artikel 34d Reglement verpleging ter beschikking gestelden staat echter geen beroep
bij
de beroepscommissie (en ook geen beklag bij de beklagcommissie) open (vgl. RSJ 2 juli 2014, 14/1196/TA en 14/1256/TA).

In aanvulling op de beslissing van de beklagcommissie inzake het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie dat niet aannemelijk is dat klager op 16 september 2015 geen post heeft kunnen versturen, nu is gebleken dat een op 16 september
2015 door klager zelf opgesteld klaagschrift op 17 september 2015 is ingekomen bij de beklagcommissie.

In aanvulling op de beslissing van de beklagcommissie inzake het beklag als vermeld onder d. overweegt de beroepscommissie dat in uitspraak RSJ 12 januari 2015, 14/3467/TA en 14/3910/TA is overwogen dat de stelling dat het luchten louter recreatief van
aard mag zijn, zodat het verrichten van arbeid in de buitenlucht in het algemeen niet als luchten in de zin van artikel 43 van de Bvt kan worden beschouwd, geen steun vindt in het recht.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met aanvulling van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en mr. Drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 6 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven