Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1081/SGA, 7 april 2016, schorsing
Uitspraakdatum:07-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/1081/SGA (herstelbeslissing)
Betreft : [verzoeker] datum: 7 april 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Amsterdam Over-Amstel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld PPC van 30 maart 2016, inhoudende dat verzoeker wordt verplicht tot het ondergaan
van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (a-dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden, ingaande op 30 maart 2016 om 13.45 uur en eindigend op 30 juni 2016 om 13.45 uur.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, de definitieve beslissing tot a-dwangbehandeling, de adviezen van de behandelend psychiater en een onafhankelijke psychiater, het verzoek van de directeur om
een
herstelbeslissing, de op 1 april 2016 ingekomen inkennisstelling van de voorgenomen beslissing tot a-dwangbehandeling en van het op 1 april 2016 ingekomen verslag van een gesprek dat een lid van de commissie van toezicht op 25 maart 2016 met verzoeker
heeft gevoerd.

1. De beoordeling
Bij zijn uitspraak van 4 april 2016 heeft de voorzitter het schorsingsverzoek van 31 maart 2016 toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur geschorst, omdat – naar de voorzitter had begrepen – de termijn van drie
dagen tussen de voorgenomen beslissing en de definitieve beslissing als bedoeld in artikel 22e, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) niet in acht was genomen. Uit de bovengenoemde op 1 april 2016 ingekomen stukken – waarvan de voorzitter ten
tijde van de beoordeling van het schorsingsverzoek op 4 april 2016 geen kennis had – is de voorzitter thans gebleken dat de directeur wel heeft gehandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 22e, eerste lid, van de Pm. Bij zijn beslissing van 4 april
2016 is de voorzitter derhalve uitgegaan van onvolledige gegevens. Deze laatste beslissing zal daarom worden ingetrokken en de onderhavige herstelbeslissing zal hiervoor in de plaats worden gesteld.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waarbij zijn gevoegd de adviezen van de behandelend psychiater en een onafhankelijk psychiater, wordt – naar
het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat bij verzoeker sprake is van een stoornis van de geestvermogens, dat verzoeker vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, onder d, en tweede lid, onder a, van de
Pbw veroorzaakt en dat zonder een geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens verzoeker doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Mitsdien acht de voorzitter de noodzaak tot toepassing
van
a-dwangbehandeling voldoende aannemelijk geworden. Gezien het vorenstaande zal de voorzitter het verzoek afwijzen.

2. De uitspraak
De voorzitter trekt in zijn eerdere beslissing van 4 april 2016, stelt daarvoor in de plaats de onderhavige beslissing en wijst het schorsingsverzoek alsnog af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 7 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven