Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3467/GA en 15/3618/GA, 3 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3467/GA en 15/3618/GA

betreft: [klager] datum: 3 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M.J.H. Coumans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van 21 september 2015 en 28 september 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 maart 2016, gehouden in de locatie De Schie, is gehoord klagers raadsman mr. J.M.J.H. Coumans.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de p.i. Middelburg heeft op 23 maart 2016 schriftelijk bericht dat hij niet ter zitting van de beroepscommissie zal verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep.

Het aanhoudingsverzoek is afgewezen en van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat ter kennisneming aan klager, zijn raadsman en de directeur is verzonden.
De directeur is in de gelegenheid gesteld op het verslag te reageren, van welke gelegenheid geen gebruik is gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens een poging om contrabande in te voeren (15/3618/GA);
b. de ontzegging van de toegang tot de inrichting van klagers bezoeker gedurende een periode van drie maanden (15/3467/GA).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens het bezoekmoment moest klager zijn handen laten zien aan een personeelslid, hetgeen hij heeft gedaan. Een half uur na het bezoekmoment werd
aan
klager rapport aangezegd wegens het aanraken van een personeelslid. Hij heeft het personeelslid niet aangeraakt. Klager ontkent de gang van zaken zoals in de rapportage omschreven en heeft verzocht om de camerabeelden te bekijken. Tijdens het horen van
klager is aangegeven dat de beelden zouden worden veiliggesteld zodat de beklagcommissie hiervan kennis kon nemen. Uiteindelijk bleken deze niet meer beschikbaar te zijn. Het lijkt er op dat de beelden niet boven water mogen komen. Nu de beelden niet
zijn veilig gesteld is en klager de juistheid van zijn standpunten niet op andere wijze kenbaar kan maken, dient er van de juistheid van zijn standpunten te worden uitgegaan.
Ontzegging van de toegang tot de inrichting van klagers bezoeker voor een periode van drie maanden is erg veel en hakt er behoorlijk in.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Indien tijdig een verzoek wordt gedaan tot het veiligstellen van camerabeelden mag van de directeur worden verwacht dat hij daartoe inspanningen verricht. Dat de beelden niet meer beschikbaar bleken betekent echter niet dat daarmee van de juistheid van
klagers standpunten moet worden uitgegaan. In dit geval ziet de beroepscommissie geen aanleiding om aan de inhoud van het schriftelijk verslag te twijfelen. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en zal de uitspraak van de
beklagcommissie bevestigen.

Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beroepscommissie constateert dat in de brief van 27 juli 2015, inhoudende de ontzegging van de toegang tot de inrichting van klagers bezoeker, is vermeld dat na het bezoekmoment bij klager contrabande is aangetroffen die afkomstig is van het bezoek.
Nu uit het schriftelijk verslag en de beslissing oplegging disciplinaire straf blijkt dat klager de contrabande naar zijn bezoeker heeft gegooid, de bezoeker de contrabande vervolgens heeft ingeslikt en er bij klager en zijn bezoeker geen contrabande
is
aangetroffen, gaat de beroepscommissie er van uit dat sprake is van een kennelijke verschrijving, waaraan de beroepscommissie geen verdere gevolgen verbindt.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan de inhoud van het schriftelijk verslag te twijfelen. In het belang van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting heeft de directeur dan ook in redelijkheid kunnen beslissen klagers
bezoeker de toegang tot de inrichting te ontzeggen voor de duur van drie maanden. Dat uiteindelijk geen contrabande bij klager en de bezoeker is aangetroffen doet hier niet aan af. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van
de beklagcommissie zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. J.G.A. van den Brand en drs. F.M.J. Bruggeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 3 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven