Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0567/GA, 3 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 16/567/GA

betreft: [klager] datum: 3 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,

gericht tegen een uitspraak van 1 februari 2016 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 maart 2016, gehouden in de locatie De Schie, is klager gehoord.
Klagers raadsvrouw mr. J.J. Serrarens heeft op 22 maart 2016 schriftelijk laten weten verhinderd te zijn te verschijnen ter zitting van de beroepscommissie en heeft aanvullend gereageerd op het beroepschrift van de directeur.
De directeur van de p.i. Middelburg heeft op 23 maart 2016 schriftelijk laten weten eveneens verhinderd te zijn te verschijnen ter zitting van de beroepscommissie en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep.

Het aanhoudingsverzoek is afgewezen en van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat ter kennisneming aan klager, zijn raadsvrouw en de directeur is verzonden.
De directeur is in de gelegenheid gesteld op het verslag te reageren. Op 18 april 2016 is een reactie van de directeur ontvangen. Een afschrift hiervan is naar klager en zijn raadsvrouw verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens een positieve urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en heeft aan klager een tegemoetkoming van € 30,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager stelt dat hij de bewuste paraaf onder het aanvraagformulier drugsscreening niet heeft gezet. Bijgevoegd is een verklaring van medewerker R-1.
Hij verklaart dat klager wel degelijk een paraaf onder het formulier heeft gezet. Er is bewijs geleverd dat klager het formulier heeft ondertekend, aldus de directeur. Wanneer een gedetineerde niet tekent, wordt daarvan een notitie gemaakt en
toegevoegd. Deze ontbreekt en is derhalve niet opgemaakt. Het afnemen van de urinecontrole wordt doorgaans met twee personeelsleden verricht, waarbij de één toezicht houdt op het afstaan van urine en het andere personeelslid alvast de papieren in orde
maakt. Dit werd respectievelijk verricht door bewaarders R-1 en R-2. Aanvullend heeft de directeur een meldingsformulier overgelegd van bewaarder R-2 van 14 april 2016. Hij verklaart dat hij op 3 december 2015 was belast met het afnemen van de
urinecontrole en dat hij gezien heeft dat klager het formulier ondertekende met een kruisje.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De uitslag van de urinecontrole klopt niet. Klager had al weken geen cannabis gebruikt. De voorschriften van artikel 3 van de Regeling
urinecontrole penitentiaire inrichtingen (de Regeling) zijn niet nageleefd. De stickers waren reeds op de buizen geplakt door het personeel en om die reden heeft klager niet getekend voor akkoord op het formulier.
Klager overweegt om aangifte te doen van meineed. De directeur heeft een verklaring overgelegd van bewaarder R-1, maar deze bewaarder was helemaal niet aanwezig bij de betreffende urinecontrole. Alleen bewaarder R-2 was daarbij aanwezig en hij heeft
getekend. De handtekening van bewaarder R-1 onder de verklaring komt ook niet overeen met de handtekening op het aanvraagformulier urinecontrole. Op 7 maart jl. ging het ook mis. Bewaarder A. zette een handtekening in het vakje waar klager zijn
handtekening moest plaatsen. Klager weigerde vervolgens te tekenen en vroeg om een nieuwe uitdraai van het formulier. De onderhavige urinecontrole is afgenomen op 3 december 2015. Klager heeft het aanvraagformulier niet ondertekend; ook niet met een
kruisje. Als hij tekent doet hij dat met een paraaf. Op 7 december 2015 is wederom urine afgenomen van klager. De betreffende bewaarder wees aan waar klager moest tekenen op het formulier en plaatste daarbij een klein kruisje. Na de beslissing van de
beklagcommissie wordt door de bewaarders geen kruisje meer gezet.

Klagers raadsvrouw mr. Serrarens heeft de beroepscommissie een kopie doen toekomen van een door klager geparafeerd aanvraagformulier urinecontrole. Op verzoek van de voorzitter van de beroepscommissie wijst klager op het overgelegde formulier aan waar
zijn paraaf staat, namelijk in het vakje rechts onderin. Op verzoek van de voorzitter zet klager zijn paraaf op een papier. De voorzitter constateert dat deze paraaf overeenkomt met de paraaf op het overgelegde aanvraagformulier.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Door de directeur zijn verklaringen overgelegd van twee bewaarders, namelijk R-1 en R-2, die bij de
urinecontrole aanwezig zijn geweest. Klager betwist dit en stelt dat slechts bewaarder R-2 bij de urinecontrole aanwezig is geweest. De beroepscommissie is echter van oordeel dat aan deze discussie voorbij kan worden gegaan, nu zij met de
beklagcommissie van oordeel is dat een paraaf, zoals door klager geplaatst op een eerder aanvraagformulier, in het onderhavige geval ontbreekt en dat voldoende aannemelijk is dat klager niet voor akkoord heeft getekend. Het beroep van de directeur zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. J.G.A. van den Brand en drs. F.M.J. Bruggeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 3 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven