Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0163/GB, 2 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/163/GB

Betreft: [Klager] datum: 2 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 januari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de afdeling voor Beheers Problematisch Gedetineerden (BPG) van de locatie De Schie te Rotterdam, alsmede het verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) met
elektronisch
toezicht afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 18 juli 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de BPG van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het is voor klagers vader, broer, zus, vriendin en ex-vriendin onmogelijk op bezoek te komen in de p.i. Vught, daar de afstand te ver is en het financieel een te grote last op levert. Klagers vader, broer en ex-vriendin wonen namelijk in Utrecht, zijn
huidige vriendin woont in Zeist en zijn zus woont in Hoofddorp. Nu klagers vader geen inkomsten geniet en afhankelijk van derden is, is het voor hem onmogelijk met enige regelmaat op bezoek te komen. Derhalve is klager al een jaar verstoken van bezoek.
Hij betreurt dit en is bang dat deze situatie tot vereenzaming zal leiden. Voorts stelt de selectiefunctionaris dat overplaatsing niet noodzakelijk is, daar de moeder van klager aan klagers casemanager zou hebben aangegeven dat zij wel op bezoek wil
komen, maar dat klager andere signalen aan haar zou afgeven. Klager merkt op dat hij thans geen contact meer met zijn moeder heeft. De selectiefunctionaris dient haar uitlating derhalve niet mee te wegen in de beoordeling. Blijkens vaste jurisprudentie
van de RSJ zijn bezoekproblemen inherent aan detentie en vormen deze, behoudens bijzondere omstandigheden, geen reden voor overplaatsing (RSJ 27 januari 2014, 13/3773/GB en RSJ 27 januari 2014, 13/3592/GB). Klager stelt zich echter op het standpunt dat
er sprake is van een bijzondere omstandigheid zoals in RSJ 18 juni 2015, 15/0985/GB, nu klager al een jaar verstoken is van bezoek.

Voorts stelt de selectiefunctionaris dat klager uitlatingen in relatie tot Syrië zou hebben gedaan en dat hij zich agressief en bedreigend zou hebben gedragen jegens personeel en gedetineerden. Zij heeft dit standpunt echter niet onderbouwd. Klager
stelt juist zelf bedreigd te worden door een p.i.w.-er, maar de inrichting doet hier. Het klopt wel dat, zoals uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Vught van 12 januari 2016 volgt, sprake is geweest van gedrag dat heeft geresulteerd in
disciplinaire maatregelen en dat klager voornoemde uitlatingen zou hebben gedaan. Aan de huidige situatie in de inrichting wordt echter geen aandacht besteed. Het gedrag van klager is wel wisselend te noemen, maar dit is met een aantal redenen geweest.
Klager heeft er namelijk voor gekozen op cel te blijven omdat hij een tijd lang in mineur is geweest over het feit dat hij geen bezoek ontving. Daarnaast zijn er perikelen tussen hem en een medegedetineerde geweest. Klager betwist echter dat hij zou
hebben gezegd dat hij voornoemde medegedetineerde iets zou aandoen.

Klager verblijft nu al 22 weken in de BPG van de p.i. Vught en heeft nog geen geweld gebruikt. Derhalve vormt hij geen beheersprobleem, zodat hij in een regime van beperkte gemeenschap geplaatst dient te worden. De A-unit van de p.i. Vught is echter
gesloten, waardoor het faseren voor klager bemoeilijkt wordt. Bovendien wordt de doorstroming naar een andere unit tegengehouden, omdat het personeel van de p.i. Vught vindt dat andere gedetineerden met wie klager een conflict heeft, eerst dienen door
te stromen. Deze impasse kan doorbroken worden door overplaatsing naar de BPG van de locatie De Schie. Het voorstel van de casemanager klager naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught over te plaatsen is geen optie. Ten slotte stelt klager
dat het reclasseringsadvies van 13 januari 2015 te oud is om mee te nemen in de beoordeling van klagers verzoek. Klager verzoekt het beroepschrift mondeling toe te lichten in het bijzijn van zijn raadsvrouw.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verzoekt overplaatsing naar de BPG van de locatie De Schie in verband met het ontvangen van bezoek. Volgens klager zou zijn moeder, die ernstig ziek is en met wie hij al maanden geen contact heeft, klagen dat ze niet op bezoek kan komen, omdat
de
afstand te ver is. De casemanager heeft echter contact met klagers moeder gezocht en zij stelt dat ze juist graag op bezoek wil komen. Daarnaast heeft klager in de periode dat hij in de p.i. Nieuwegein verbleef ook geen bezoek ontvangen. Het feit dat
klager graag bezoek wil ontvangen maakt nog niet dat hij bezoek krijgt. Voorts is de afstand tussen de p.i. Vught en zijn familie en zijn (ex)-vriendin niet dermate groot dat zij niet op bezoek kunnen komen. Als de financiën het niet toelaten om op
bezoek te komen, zou het toch minimaal één keer gelukt moeten zijn om het afgelopen jaar op bezoek te komen. Bovendien blijkt uit het reclasseringsadvies van 13 januari 2015 dat de relatie van klager met zijn broer en zijn vader gekenmerkt worden door
conflicten.

Klager is in de BPG-afdeling geplaatst, omdat hij zich agressief, eisend en dwingend opstelde. Het gedrag van klager is erg wisselend en daarnaast roept hij van alles om later zijn woorden weer terug te nemen. Zo riep hij dat het personeel een vijand
is
en dat hij, als hij vrijkomt, tegen hen zal vechten vanuit Syrië. Zijn gedrag in de BPG van de p.i. Vught laat te wensen over, gezien het feit dat hij zowel personeel als medegedetineerden bedreigt en onaangepast gedrag vertoont. Nog op 28 december
2015
heeft klager een rapport voor het bedreigen van personeel gehad. Op 2 januari 2016 heeft hij tevens een rapport voor onaangepast gedrag gekregen. Verder is klager te beïnvloeden door medegedetineerden, angstig in situaties waarover hij geen controle
heeft en moeilijk te activeren voor deelname aan activiteiten. De
selectiefunctionaris stelt dientengevolge dat klager niet in een positie verkeert om
wensen uit te spreken ten aanzien van een overplaatsing, te meer daar de reisafstand voor bezoekers acceptabel is.

3.3. Ten aanzien van klagers verzoek heeft de directeur van de p.i. Vught op 12 januari 2016 een selectieadvies uitgebracht. Hierin wordt geadviseerd klager niet over te plaatsen naar de BPG van de locatie De Schie en niet te laten deelnemen aan een
p.p. met elektronisch toezicht. Dit gezien klagers gedrag en het feit dat hij niet openstaat voor begeleiding.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek, dat klager verder niet heeft toegelicht, wijst de beroepscommissie af. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2. De beroepscommissie acht onvoldoende feitelijk onderbouwd dat het financieel onmogelijk is voor klagers familie en (ex)-vriendin om op bezoek te komen. Daarnaast acht de beroepscommissie de afstand naar de p.i. Vught niet dermate groot dat
bezoek om die reden onmogelijk is. Bezoekproblemen zijn inherent aan detentie en gelet op het voorgaande is van een bijzondere omstandigheid niet gebleken. De beslissing van de selectiefunctionaris om klager niet over te plaatsen naar de BPG van de
locatie De Schie kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager in de p.i. Nieuwegein ook geen bezoek heeft ontvangen.

4.3. Voorts acht de beroepscommissie de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot deelname aan een p.p. niet onredelijk of onbillijk. Hierbij merkt de commissie op dat klager nog geen verlof heeft genoten en niet bekend is of hij over een
aanvaardbaar verlofadres beschikt. Bovendien volgt uit het selectieadvies dat klager zowel het personeel van de inrichting als zijn medegedetineerden bedreigt en zich agressief, dreigend en eisend opstelt. Klager ontkent dit wel, maar hij onderbouwt
dat
niet. Gelet op het voorgaande komt klager nog niet in aanmerking voor deelname aan een p.p. met elektronisch toezicht. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 2 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven