Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0439/TA en 16/0500/TA, 2 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 16/439/TA en 16/500/TA

betreft: [klager] datum: 2 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften ingediend door mr. A.R. Ytsma namens

[...], verder te noemen klager, en

het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 9 februari 2016 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en [...], juridisch medewerker bij voormelde tbs-inrichting.

Klagers raadsman mr. A.R. Ytsma heeft schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld
Het beklag betreft:
a. het afdelingsarrest ingaande op 21 september 2015 en beëindigd op
2 oktober 2015;
b. de weigering om bij klager een urinecontrole af te nemen op
30 september 2015;
c. het niet doorgaan van verlof op 2 oktober 2015 en
d. de schending van klagers recht op medische zorg.

De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder a. en b. ongegrond verklaard, klager in het beklag vermeld onder c. niet-ontvankelijk verklaard en het beklag vermeld onder d. gegrond verklaard en nog geen tegemoetkoming toegekend, op de gronden als
in
de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Bij een aanvraag voor een urinecontrole dient een volledige medicatielijst te worden verstrekt. Dit was niet het geval. De beklagcommissie heeft daar ten onrechte geen gevolgen aan verbonden. Klager heeft terecht de urinecontrole geweigerd. Als hij
wel zou hebben meegewerkt en hij door zijn medicatie een positieve urinecontrole zou hebben gehad zou hij in afzondering zijn geplaatst.
b. en c. Volgens de wetgever moet er gevolg aan worden gegeven als een verpleegde aanbiedt om een urinecontrole te ondergaan. Klager heeft hierdoor grote gevolgen ondervonden. Het afdelingsarrest is voortgezet en hij mocht niet met verlof.
Klager heeft geweigerd om zoals aangeboden door het personeel dezelfde dag een urinecontrole te ondergaan. Hij ondervond veel stress. Hij had diezelfde week al twee urinecontroles aangezegd gekregen, de drugshond was bij hem gaan zitten en zijn
medicatielijst was niet compleet. Dit zat hem hoog. Klager ging ervan uit dat, als hij op 30 september 2015 een schone urinecontrole zou hebben, hij op 2 oktober 2015 met verlof zou mogen gaan. Als een dag van te voren bekend is dat zijn urinecontrole
schoon is mag hij met verlof.
d. Klager is op 17 maart 2015 geopereerd en op 20 maart 2015 ontslagen uit het ziekenhuis. Hij heeft pas op 30 maart 2015 de inrichtingsarts gezien. Hij kon niet overeind komen en heeft hulp moeten vragen aan medeverpleegden. Hij was na drie dagen niet
voldoende hersteld om zichzelf te redden. Hij kon zelf zijn broek niet uitdoen. Toen hij hulp aan de verpleegkundige vroeg zei de verpleegkundige dat ze daar niet voor werd betaald. Hij moest schuifelen over de afdeling. Een preoperatief spreekuur
dient
maximaal drie maanden voor een operatie te worden gehouden. Die termijn was verstreken. Er is hem onvoldoende nazorg gegeven. Voor de galblaasoperatie had hij ook beter opgevangen moeten worden. Hij heeft de medische dienst maar één keer gezien. Een
sociotherapeut is geen medicus. Op een later moment zijn excuses aangeboden aan klager.

Namens het hoofd van de inrichting is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
a. Klager heeft geen medicatie die een positieve uitslag op THC zou kunnen geven. Als er een vals positieve uitslag zou zijn kan altijd nog worden gekeken naar zijn medicatielijst. Hij heeft de urinecontrole ten onrechte geweigerd.
b. en c. Als klager op 30 september 2015 een urinecontrole had ondergaan, had hij 2 oktober 2015 niet met verlof kunnen gaan. Verlofbespreking vindt de week tevoren plaats en klager had net een urinecontrole geweigerd. Daarbij komt dat hij dubbel
begeleid verlof heeft, waarvoor de begeleiding tevoren moet worden ingepland. Dit wordt besproken met klager. De dag dat een verpleegde met verlof gaat, moet de urinecontrole sowieso schoon zijn.
d. Het klaagschrift met betrekking tot dit onderdeel van het beklag wordt aan de beroepscommissie overgelegd. Klager heeft op 17 maart 2015 een nieroperatie ondergaan. Dit was een kijkoperatie, een minimale invasieve operatie. Hij is in het
ziekenhuis
iedere dag bezocht door het personeel van de inrichting. Dit deed klager goed. De operatie is goed verlopen en klager is op 20 maart 2015 in klinisch goede conditie ontslagen uit het ziekenhuis. Een verpleegkundige van de medische dienst heeft klager
direct bezocht. Bijzondere nazorg werd door het ziekenhuis en de medische dienst niet noodzakelijk geacht. De behandeling is in overleg met sociotherapie afgestemd. Medeverpleegden zijn ingezet. Op 31 maart 2015 heeft klager bij de inrichtingsarts
aangegeven dat het best goed met hem ging. In de voorafgaande periode heeft hij de medische dienst ook niet om hulp gevraagd. Er was geen indicatie voor het opstellen van een verpleegplan. Wel is een stappenplan opgesteld om klager langzaam weer te
laten meedraaien. Er was mogelijk sprake van dat klagers galblaas gelijktijdig met de operatie aan de nier zou worden verwijderd, maar dit is naar een ander moment verplaatst. Op 9 september 2015 kreeg klager 18 september 2015 als operatiedatum voor de
verwijdering van de galblaas door. De anesthesist vond een preoperatief spreekuur niet nodig. De digitale visite die plaatsvond op 30 juni 2015 werd voldoende geacht. Klager had in maart 2015 al een preoperatief spreekuur gehad. Dit betreft geen
beslissing van het hoofd van de inrichting.
Klager heeft uitvoerig contact gehad met de medische dienst en de inrichtingsarts. Er is geen sprake van nalatigheid en geen sprake van het niet betrachten van de zorgplicht. Verzocht wordt om klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag te
verklaren.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a., b. en c.:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep van klager zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal
in zoverre worden bevestigd.

Met betrekking tot d.:
Het klaagschrift is gedateerd 30 september 2015 en ontvangen op het secretariaat van de beklagcommissie op 2 oktober 2015. Voor zover het beklag betrekking heeft op de medische zorg die klager is geboden na een nieroperatie in maart 2015 heeft klager
het beklag, gelet op de in artikel 58, vijfde lid, Bvt vermelde termijn, te laat ingediend om te kunnen worden ontvangen in het beklag.

Voor wat betreft het niet doorgaan van een preoperatief spreekuur in verband met een geplande galblaasoperatie in september 2015 is de beroepscommissie van oordeel dat uit de toelichting ter zitting namens het hoofd van de inrichting is gebleken dat
dit
geen beslissing van het hoofd van de inrichting betreft maar van (de anesthesist van) het ziekenhuis en kan klager, gelet op het bepaalde in artikel 56, eerste lid, Bvt, niet worden ontvangen in het beklag.

Voor zover het beklag betrekking zou hebben op overige medische zorg in september 2015 overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat het hoofd van de inrichting de zorgplicht van artikel 41 Bvt heeft geschonden. Het beklag heeft louter
betrekking op de wijze van betrachten van de zorgplicht, waartegen geen beklag kan worden ingediend. De Bvt kent geen mogelijkheid van beroep tegen het medisch handelen van de medische dienst of de inrichtingsarts. Voorts is niet gebleken dat
onvoldoende met klager zou zijn gecommuniceerd over de galblaasoperatie en (het niet doorgaan van) het preoperatief spreekuur.

Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ten aanzien van a., b. en c.
(16/439/TA) ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de
beklagcommissie. Zij verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting ten aanzien van d. (16/500/TA) gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en mr. R. van de Water, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven