Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0483/TA, 2 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/483/TA

betreft: [klager] datum: 2 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A.L. Louwerse namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 februari 2016 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoevenkliniek,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, [...], juridisch medewerker, en [...], locatiemanager van voormelde
tbs-inrichting.

Klagers raadsvrouw heeft meegedeeld dat klager niet ter zitting zal verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing tot oplegging van afzondering ingaande op 21 oktober 2015 en beëindigd op 27 oktober 2015.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk in het beklag verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op de schriftelijke mededeling is vermeld dat klager afzondering is opgelegd en dat hij hiertegen beklag kon indienen. In de periode van 21 tot 27 oktober 2015 is klager niet iedere dag meer dan vier uur met medeverpleegden aangeboden. Op de afdeling
Nijenrode moeten verpleegden op kamer verblijven als ze geen blokken hebben. Uit de wettelijke aantekeningen kan ook niet worden opgemaakt of klager meer dan vier uur is geboden. Klager is ontvankelijk in het beklag.
De schriftelijke mededeling is te laat uitgereikt aan klager. Niet vastgesteld is dat klager is gehoord. Verzocht wordt het beklag formeel gegrond te verklaren.
Gesteld is dat er sprake was van ruis maar dit is niet onderbouwd. De informatie over wat er in het verleden heeft plaatsgevonden was bekend bij de inrichting. Zijn gedrag was niet dusdanig dat het zich onbegeleid door de inrichting mogen bewegen
diende
te worden teruggedraaid. In de wettelijke aantekeningen wordt niets vermeld over de periode tussen 21 en 27 oktober 2015. Dat er een politieonderzoek liep was al bekend in de inrichting. Hij is met een spoedplaatsing in de inrichting geplaatst. Het
terugdraaien van zijn vrijheden was teleurstellend en heel verwarrend voor klager. Het multidisciplinair overleg had beter eerst kunnen plaatsvinden. Nu is aangegeven dat er sprake was van ruis en dat hij iets niet goed had gedaan, terwijl klager niets
verkeerd had gedaan.

Door en namens het hoofd van de inrichting is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is op een behandelafdeling geplaatst. Het gaat om een derde behandelpoging. Klager liet goed gedrag zien. Klager is besproken in het multidisciplinair kliniekberaad en daar kwam uit dat door het afdelingsteam te snel is beslist dat hij
onbegeleid door de inrichting mocht. In het multidisciplinair beraad is besloten om eerst met klager kennis te maken voordat hem meer vrijheden zouden worden geboden. De informatie die verstrekt is door de vorige inrichting was bekend, maar de
informatie dat er aangifte was gedaan in verband met drugshandel ontbrak. Het advies was om de behandeling niet te starten op een reguliere leefgroep, maar dit is wel gebeurd. De beleidsfout is na het multidisciplinair beraad gecorrigeerd. Dit is
nadien
met klager besproken door de algemeen coördinator en het hoofd van de inrichting.

3. De beoordeling
Op de schriftelijke mededeling is vermeld dat klager afzondering in de eigen kamer is opgelegd. Op grond van artikel 34, eerste lid, Bvt juncto artikel 57, derde lid, Bvt staat hiertegen beklag open nadat de afzondering twee dagen heeft geduurd.

Door de inrichting is betwist dat klager in afzondering is geplaatst; er zou alleen afdelingsarrest zijn opgelegd. Namens klager is echter gesteld dat klager niet iedere dag in de periode waarin hem de beperking van zijn bewegingsvrijheid is opgelegd
meer dan vier uur per dag in de gelegenheid is gesteld om met medeverpleegden door te brengen. De inrichting heeft dit niet expliciet betwist noch dagrapportages overgelegd waaruit het tegendeel van het door klager gestelde zou kunnen blijken.

De beroepscommissie is van oordeel dat klager terecht ervan kon uitgaan dat hem een afzonderingsmaatregel is opgelegd en zal klager alsnog in het beklag ontvangen.

Uit de schriftelijke mededeling blijkt niet dat klager is gehoord alvorens hem de maatregel is opgelegd. Voorts is de maatregel ingegaan op 21 oktober 2015 terwijl de schriftelijke mededeling aan klager is uitgereikt op 23 oktober 2015 om 13.15 uur.
Hiermee is niet voldaan aan het bepaalde in de artikelen 53, eerste lid aanhef en onder b, Bvt en 54, eerste lid aanhef en onder a, Bvt. Het beroep en het beklag zullen derhalve op formele gronden gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal
klager ter zake een tegemoetkoming van € 10,= toekennen.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken en de toelichting ter zitting duidelijk is geworden dat na de binnenkomst van klager in de inrichting op onvoldoende gronden besloten is dat hij zich onbegeleid door de inrichting mocht
begeven. Na een multidisciplinair overleg is de beleidsfout hersteld. Rechtens is niet aanvaardbaar dat een beleidsfout die berust op onvolledige informatie niet hersteld zou mogen worden. De beroepscommissie zal gelet op het bovenstaande het beklag op
materiële gronden alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, ontvangt klager alsnog in het beklag en verklaart het beklag op formele gronden gegrond. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 10,=. Zij verklaart het beklag op
materiële gronden ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en mr. R. van de Water, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven