Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3763/GA, 28 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3763/GA

betreft: [klager] datum: 28 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 oktober 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Ter Peel te Sevenum,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 april 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord mr. K. Bruns, kantoorgenoot van klagers raadsman en [...], juridisch medewerker van de locatie Ter Peel.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd in de
locatie
Roermond (2015-26) en het feit dat klager niet mocht telefoneren met zijn advocaat op 15 april 2015 (2015-28).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager nam deel aan een penitentiair programma (p.p.). Klager heeft zichzelf gemeld bij de reclassering en een dag later is hij op eigen gelegenheid naar de inrichting gegaan om zich te melden. Daar heeft hij in afzondering verbleven wegens
vluchtgevaar. Deze maatregel was niet nodig nu er geen sprake van vluchtgevaar was. Bovendien staat in artikel 23 van de Pbw niet als grond voor afzondering vermeld: “indien er geen sprake is van een goedgekeurd verlofadres in het kader van een p.p.”.
Verwezen wordt naar jurisprudentie. Er is geen goede belangafweging gemaakt.
Klager heeft meerdere keren aangegeven dat hij wilde bellen. Klager was al om 9.30 uur in afzondering geplaatst. Klagers vriendin heeft die ochtend naar het advocatenkantoor gebeld om te vragen waar klager bleef. Er is in de ochtend een terugbelverzoek
gedaan. Klager heeft pas om 15.00 uur kunnen bellen met zijn advocaat. Er was sprake van spoed in het verband met het in te dienen schorsingsverzoek. Doordat klager pas laat in de middag kon terugbellen, heeft de raadsman het schorsingsverzoek ook pas
laat kunnen opsturen. Ook hiervoor wordt verwezen naar jurisprudentie.

Namens de directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft zich op 15 april 2015 gemeld in de locatie Ter Peel om 9.30 uur. De reclassering had klager een dag eerder gesproken in verband met de overtreding van de voorwaarden van het p.p. en klager was geïnstrueerd zich te melden. Besloten is
klager
voor te stellen voor herselectie. Hierdoor en vanwege vluchtgevaar is besloten om een maatregel op te leggen. De locatie Ter Peel is een open inrichting waar alleen een wachtruimte beschikbaar is. Daarom is klager overgebracht naar de p.i. Roermond en
daar in een afzonderingscel geplaatst. Klager heeft de maatregel ondergaan in een afzonderingscel. De maatregel is dezelfde dag nog opgeheven. Klager is die dag nog overgeplaatst naar de locatie Sittard en hij verbleef daar op een normale afdeling.
Met betrekking tot het telefoneren wordt opgemerkt dat dit kan zodra hiervoor gelegenheid en noodzaak bestaat. Klager heeft in de middag met zijn advocaat kunnen bellen. Hij is niet in enig recht geschaad.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 23, eerste lid, onder a, van de Pbw in juncto artikel 24, eerste lid, van de Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een ordemaatregel van plaatsing in afzondering opleggen, indien dit in het belang van de handhaving van de orde of
de veiligheid in de inrichting dan wel in het belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Gezien het feit dat klager – die in een p.p. verbleef – niet langer beschikte over een goedgekeurd verlofadres,
overweegt de beroepscommissie dat de directeur in het belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het verzoek tot herselectie een ordemaatregel kon opleggen. Gelet op hetgeen ter zitting is verhandeld, zal de
beroepscommissie het beklag evenwel gegrond verklaren, nu in de mededeling van de maatregel staat vermeld dat de maatregel werd opgelegd in “eigen cel of verblijfsruimte”, terwijl klager is geplaatst in een afzonderingscel. De beroepscommissie acht
geen
termen aanwezig om aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen nu klager enkele uren in een afzondering heeft verbleven en volstaat met de constatering hiervan.
In artikel 39, vierde lid, van de Pbw is bepaald dat de gedetineerde in staat wordt gesteld met de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw, genoemde personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid
bestaat. Een van de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw, genoemde personen is de rechtsbijstandverlener (in dit geval de advocaat). Klager werd – nadat hij zich gemeld had bij de inrichting – ingesloten. Niet weersproken is dat er door de advocaat
diezelfde ochtend een terugbelverzoek is gedaan Dat samen was, in dit specifieke geval, voldoende om de noodzaak voor telefooncontact met de raadsman aannemelijk te maken. Nu niet is aangevoerd dat er geen gelegenheid was om klager in de ochtend, of
eerder in de middag in staat te stellen om te bellen, zal de beroepscommissie ook dit beklag gegrond verklaren. Nu de gevolgen van de afwijzende beslissing niet ongedaan te maken zijn, komt klager een tegemoetkoming toe van € 5,=. Zij beslist als
volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart de beklagonderdelen 2015-26 en 2015-28 alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, U.P. Burke en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 28 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven