nummer: 16/731/GV
betreft: [klager] datum: 25 april 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 1 maart 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft aan het advies om geen verlof te verlenen een hoog recidiverisico en de niet onherroepelijke aard van de veroordeling ten grondslag gelegd. Aan de ene kant wordt
klager
tegengeworpen dat zijn strafzaak niet onherroepelijk is en dat hij derhalve gebrek aan zelfinzicht zou hebben. Aan de andere kant worden de niet onherroepelijke bewezenverklaringen en de opgelegde straf voor meerdere strafbare feiten aan klager
tegengeworpen ter onderbouwing van het veronderstelde recidiverisico. In wezen komt het veronderstelde recidiverisico neer op de niet onherroepelijke veroordeling in de onderhavige strafzaak. De selectiefunctionaris heeft dit advies kennelijk
overgenomen en is onvoldoende kritisch geweest ten aanzien van de (juistheid van de) inhoud van het advies. In het OM-advies is geen inschatting gemaakt op basis van concrete feiten en omstandigheden waarom klager tijdens een verlof zou recidiveren.
Het
verbaast verder dat het OM verwijst naar het reïntegratieplan waarin niet wordt vermeld dat er sprake is van een hoog recidiverisico en vice versa. Het vermoeden vindt geen steun in het reïntegratieplan en staat haaks op klagers gedrag in de
inrichting.
Uit de informatie over klagers gedrag volgt dat er sprake is van een daadwerkelijke en intrinsieke gedragsverandering. Verwezen wordt naar RSJ 13 mei 2014, 14/1320/GV. Het recidiverisico is onvoldoende feitelijk onderbouwd. In casu is niet onderzocht
of
het verlof wel doorgang had kunnen vinden indien aan het verlof voorwaarden werden verbonden. Evenmin is de naderende VI-datum meegewogen. Het belang van resocialisatie en het genieten van meer vrijheden is groter dan voor een andere persoon. Het OM
adviseert geen vrijheden toe te kennen maar adviseert wel een zeer gefaseerd resocialisatietraject en dat klager daarbij eerst tijdens een verlofmoment - dat thans is afgewezen - moet aantonen dat hij met vrijheden kan omgaan. Het belang van het
resocialisatie is een zwaarwegende factor, gelet op het relatief korte detentierestant.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Door het OM is negatief geadviseerd op grond van het grote aantal vermogensdelicten waarvoor klager is veroordeeld. Geconcludeerd is dat er een hoog recidivegevaar is en klager geen verantwoording neemt ten aanzien van de gepleegde delicten. De
reclassering heeft een reïntegratieplan uitgebracht. Uit de afgenomen RISc blijken meerdere risicogebieden en wordt een hoge kans op recidive geconcludeerd. Begeleid wonen is geïndiceerd en een behandeling bij De Waag zoals is opgelegd in eerste
aanleg. Vrijheden door middel van algemeen verlof worden nog onverantwoord geacht gelet op het hoge recidiverisico en de nog uit te voeren interventies. Het wordt noodzakelijk geacht dat vrijheden worden opgebouwd vanuit een begeleide woonvorm. Klager
heeft nog een aanzienlijk strafrestant. Naast de onvoorwaardelijke straf is een voorwaardelijke straf uitgesproken waaraan een ambulante behandeling als voorwaarde is verbonden. In het advies van de reclassering wordt een hoog recidivegevaar
vastgesteld, hetgeen in het advies van het OM wordt onderschreven. Algemeen verlof, ook al worden daar bijzondere voorwaarden aan verbonden, wordt in verband met de kans op recidive te riskant geacht. Voor dit moment lijkt het inzetten op plaatsing in
een begeleide woonvorm en het vanuit die situatie opbouwen van vrijheden voor klager de meest verstandige keuze. Een dergelijk voorstel is bij de locatie Zoetermeer in voorbereiding.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het MDO en de vrijhedencommissie van de locatie Zoetermeer hebben positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De vrijhedencommissie heeft geadviseerd de voorwaarde aan het verlof te verbinden dat klager van zondag tot en met dinsdag op het
tweede opgegeven adres verblijft en daar tussen 20.00 uur en 08.00 uur daadwerkelijk aanwezig is.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket Den Haag heeft aangegeven op dit moment algemeen verlof onverantwoord te vinden.
De politie is akkoord gegaan met verlofverlening op het tweede door klager opgegeven verlofadres.
De reclassering heeft aangegeven dat er sprake is van een hoog recidiverisico en dat begeleid wonen en behandeling bij de Waag aangewezen zijn.
3. De beoordeling
Klager onderging sinds 28 augustus 2014 voorlopige hechtenis en is op 12 april 2016 door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, wegens
gekwalificeerde vermogensdelicten. Aansluitend diende hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 23 dagen vervangende hechtenis te ondergaan. Hij is op 13 april 2016 in vrijheid gesteld.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verlofaanvraag.
Bij klager, die recent door het gerechtshof is veroordeeld voor gekwalificeerde vermogensdelicten en die inmiddels in vrijheid is gesteld, is een hoog recidiverisico geconstateerd. De Staatssecretaris heeft de afwijzing van klagers verlofaanvraag
voornamelijk gebaseerd op het negatieve advies van het OM dat uitging van een lang strafrestant. Dit is niet juist gebleken. Door het MDO en de vrijhedencommissie is positief geadviseerd ter zake van verlofverlening. Het MDO heeft geadviseerd om een
bijzondere voorwaarde aan het verlof te verbinden. De Staatssecretaris heeft niet aangegeven waarom verlofverlening onder voorwaarde(n) niet mogelijk zou zijn. De politie heeft positief geadviseerd ter zake van verlof op het tweede verlofadres.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, de beslissing van de Staatssecretaris niet op goede gronden rust. Zij zal derhalve het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu klager inmiddels in vrijheid
is
gesteld ziet de beroepscommissie reden om klager een tegemoetkoming van € 50,= toe te kennen.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. M. van der Bas, voorzitter
mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 april 2016.
secretaris voorzitter