Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1320/GV, 13 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1320/GV

betreft: [klager] datum: 13 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 april 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is hoofdbewoner van het door hem opgegeven verlofadres. Hij snapt niet dat hij niet met verlof kan naar zijn eigen huurhuis. Dit is ook het huis waar klager gaat wonen na zijn detentie. Zijn huis
ligt
niet in de buurt van zijn slachtoffers. Klagers hoger beroep loopt nog dus het is ook nog niet zeker dat er sprake is van slachtoffers. Klager heeft aan alle aangeboden cursussen in het kader van het programma Terugdringen Recidive meegedaan. De
politie
had geen bezwaar tegen verlofverlening en het OM liet het aan het bureau selectie- en detentiebegeleiding van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere over. Klager weet zeker dat de slachtoffers geen bezwaar hebben tegen een verblijf van klager op het
opgegeven verlofadres. Zij gaan met klagers ouders om, zij zijn buren van elkaar. Klager heeft nooit contact met de slachtoffers gezocht. Klager gedraagt zich goed binnen de inrichting.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Over het algemeen functioneert klager goed in de inrichting. Klagers verlofaanvraag is afgewezen vanwege het uitgebreide advies van het Openbaar Ministerie (OM). Klagers verlofadres ligt te dichtbij het adres van de slachtoffers in klagers strafzaak.
Hierdoor is er een groot risico op ongewenste slachtofferconfrontatie, waardoor de kans op maatschappelijke onrust vrij groot is. Bovendien blijkt uit klagers uittreksel justitiële documentatie dat er sprake is van recidivegevaar. Klager staat vrij
kwetsbaar in het leven met betrekking tot alcohol- en drugsgebruik.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening. Klager is veroordeeld voor een vernieling van een ruit van een balie in een ziekenhuis, opzettelijke brandstichting met betrekking tot een woning, vernieling van een ruit van die
woning,
een mishandeling en een bedreiging. Het incident in het ziekenhuis is volgens het OM zeer beangstigend geweest voor de baliemedewerker en is het gevoel van veiligheid van deze medewerker aangetast. Dit soort incidenten zorgt voor opschudding in de
samenleving. Daarnaast heeft klager getracht in de nachtelijke uren brand te stichten in een woning waardoor een uiterst gevaarlijke situatie voor de aanwezigen ontstond. Ook heeft klager de bewoner mishandeld en bedreigd en een ruit van diens woning
vernield. Deze gebeurtenissen hebben een behoorlijke impact op het slachtoffer gehad. Het door klager opgegeven verlofadres bevindt zich in de omgeving van het woonadres van de slachtoffers, waardoor een ongewenste confrontatie met het slachtoffer zeer
reel is. Klagers uittreksel justitiële documentatie beslaat 57 pagina’s. Er is dan ook sprake van recidivegevaar. Dit gevaar volgt ook uit het gegeven dat de feiten waarvoor klager thans in detentie verblijft gedurende de proeftijd van een
voorwaardelijk aan klager opgelegde straf zijn gepleegd. Daarbij komt dat klager ter terechtzitting geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in zijn handelen. Uit informatie van de GGZ Inforsa Justitiële Verslavingszorg blijkt dat klager de afgelopen
20 jaar ieder contact met de reclassering heeft geweigerd. Ook aan de totstandkoming van een psychologisch rapport heeft klager beperkt willen meewerken, hetgeen geresulteerd heeft in het uitblijven van een psychologisch advies. De omstandigheid dat
klager nu wel heeft getekend voor interventies met het oog op detentiefasering en is gestart met Kiezen voor Verandering is onvoldoende om aan te nemen dat klager nu intrinsiek gemotiveerd is voor begeleiding en behandeling. Het OM zal mogelijk in de
toekomst anders adviseren indien gebleken is van succesvol verlopen interventies. Gelet op het voorgaande is er volgens het OM geen ruimte voor toewijzing van het verzoek tot verlof. Mocht er anders besloten worden dan zullen er strikte voorwaarden aan
het verlof verbonden moeten worden ter voorkoming van ongewenste confrontaties met de slachtoffers.
De directeur van de p.i. Almere heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft gemeld dat op het verlofadres alleen klager staat ingeschreven. De buurtregisseur van de buurt waar het verlofadres gelegen is, heeft geen bijzonderheden gemeld. Enige melding op het verlofadres is die van de aanhouding van klager in
verband met overtreding van de Opiumwet. Klager staat bekend als alcoholist, harddrugsgebruiker, veelpleger en vluchtgevaarlijk.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 15 maanden, wegens vernieling, brandstichting en mishandeling. Aansluitend dient hij eventueel twee subsidiaire hechtenissen van in totaal 16 dagen te ondergaan. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 6
september 2014.

Uit het vrijhedenadvies van 8 april 2014 volgt dat klager over het algemeen goed functioneert in de inrichting. De Vrijheden Commissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening. Onvoldoende gemotiveerd is waarom er sprake zou kunnen
zijn van een risico op slachtofferconfrontatie. Bij de beoordeling van klagers verzoek moet een belangenafweging worden gemaakt tussen klagers individuele belang en de algemene belangen van orde, rust en veiligheid in de samenleving. Indien een
verlofaanvraag wordt afgewezen op het risico van een slachtofferconfrontatie, is het van belang dat dit gevaar nader feitelijk wordt onderbouwd. Op grond van artikel 4, aanhef en onder j, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt
verlof
geweigerd indien er sprake is van het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. Klagers verlofaanvraag is afgewezen vanwege het verlofadres dat te dichtbij het adres van de slachtoffers zou liggen en vanwege recidivegevaar. Klager wil zijn verlof
doorbrengen in Amsterdam en de slachtoffers wonen volgens het OM in de buurt. Onduidelijk is hoe groot de afstand tussen beide adressen is. Niet gebleken is dat het mogelijke risico op slachtofferconfrontatie niet kan worden ondervangen door het
verbinden van bijzondere voorwaarden aan het verlof. De politie heeft niet geadviseerd ten aanzien van verlofverlening, maar wel gemeld dat er ten aanzien van het verlofadres geen bijzonderheden zijn. Het aangevoerde recidivegevaar is ook onvoldoende
feitelijk onderbouwd. Gezien het voorgaande moet de beslissing van de Staatssecretaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de bestreden
beslissing
zal worden vernietigd. De beroepscommissie draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie
acht
geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 13 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven