Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4231/TA, 25 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4231/TA

betreft: [klager] datum: 25 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Tieman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 november 2015 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting gehoord [...], hoofd behandeling, en [...], juridisch medewerker.
Klager en zijn raadsman waren verhinderd ter zitting te verschijnen.
Als toehoorder was aanwezig mr. E.W. Bevaart, coördinator bij de afdeling rechtspraak van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt waarin onder meer is vermeld dat het door mr. B.J. Tieman gedane aanhoudingsverzoek is afgewezen. Klager en zijn raadsman zijn in de gelegenheid gesteld op het verslag te reageren, maar hebben
hier geen gebruik van gemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een maatregel van plaatsing in een separeerruimte met ingang van 2 augustus 2015 om 19.00 uur in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid (K-2015-000373) en
b. de hoge temperatuur in de separeerruimte in de periode 2 augustus 2015 tot 20 augustus 2015 (K-2015-000376).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a. en b.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk toegelicht door te verwijzen naar zijn standpunt als verwoord in beroep 15/4233/TA betreffende het beklag met nummer K-2015-000373 en in beroep 15/4228/TA
betreffende K-2015-000376.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is een complexe man met een autistische stoornis. Daarnaast heeft hij last van psychotische belevingen.
Klager is op 8 oktober 2014 vanuit FPC Veldzicht opgenomen op de ZIZ-afdeling van de inrichting. Hij moest vanuit Veldzicht worden overgeplaatst in verband met de reductie van het aantal plekken aldaar. Na enige tijd is beslist klager vanaf de
ZIZ-afdeling op de afdeling Onyx – een afdeling voor licht verstandelijk beperkten – te plaatsen. Daar vonden verschillende incidenten plaats, waarna klager eind 2014 / begin 2015 weer op de ZIZ-afdeling is geplaatst.
Door alle veranderingen is klager in een modus van verzet geraakt. Hij heeft in één jaar tijd meer dan honderd klachten ingediend. Het was een aantal keer nodig klager te separeren. Ook de onderhavige separatie was hoogst noodzakelijk. Het lukte niet
met klager afspraken te maken, omdat hij pogingen daartoe ervoer als chantage. Bij klager was sprake van forse agressie. Hij zakte steeds verder weg in regressie en hij ging heel ver in zijn verzet, onder meer door het smeren met poep. Een aantal keer
was het noodzakelijk klager tijdens een crisis dwangmedicatie toe te dienen. Dit was medicatie met een korte werkingsduur. Van de laatste separatie is geleerd dat het belangrijk is een crisis zo snel mogelijk te doorbreken en klager zo snel mogelijk
weer terug te plaatsen.
Inmiddels gaat het iets beter met klager, hoewel het lastig blijft met hem om te gaan, omdat zijn draagkracht zo gering is en hij op elke prikkel reageert. Klager verblijft nog steeds op de ZIZ-afdeling. Sinds half november 2015 hebben geen incidenten
meer plaatsgevonden. Het aanbrengen van structuur blijft echter lastig en lukt nog niet altijd goed. Het contact met medeverpleegden blijft beperkt tot één uur per dag. Klager is sinds een paar maanden erg angstig en somber. Geprobeerd is hem
antidepressiva voor te schrijven, maar hij is zeer terughoudend in het gebruik daarvan. Klager is momenteel voortdurend bezig met zijn lichamelijk klachten die hij toeschrijft aan een neurologische aandoening. Het hoofd van de inrichting is voorzichtig
met overplaatsing van klager naar een andere afdeling of kliniek vanwege zijn verzet bij veranderingen. Op de ZIZ-afdeling wordt geprobeerd klager zoveel mogelijk individuele aandacht en zorg te bieden. Gestreefd wordt naar een uiteindelijke uitstroom
richting de gehandicaptenzorg.
Volgende week zal beslist worden of de tbs-maatregel wordt verlengd. In het verlengingsadvies van 8 februari 2016 (dat ter zitting is overgelegd) is geadviseerd de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen.
Met betrekking tot de klachten wordt verwezen naar het verweer bij de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a. overweegt de beroepscommissie dat klager reeds in de beklagzaak met nummer K-2015-000359 heeft geklaagd over de (voortduring van de) onderhavige separatie. De beklagcommissie heeft klager dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard
in
zijn beklag. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder b., op de grond dat zijn klacht onvoldoende nauwkeurig is omschreven. De beroepscommissie is echter van oordeel dat de klacht in het klaagschrift voldoende duidelijk is
omschreven, zodat klager daarin in zoverre kan worden ontvangen.

De Regeling eisen verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen (de Regeling) is, mede gelet op de toelichting daarop, niet van toepassing op (onder andere) de speciaal voor separatie bestemde ruimten. Nu evenmin sprake is van een (vermeende) schending
van een beperking van een recht dat klager op grond van enig ander wettelijk voorschrift dan wel ieder verbindende bepaling toekomt, is geen sprake van een voor beklag vatbare beslissing als bedoeld in artikel 56 van de Bvt. De beroepscommissie is dan
ook van oordeel dat klager op deze grond niet-ontvankelijk is in de klacht. Zij zal derhalve het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep onder b. eveneens ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 25 april 2016

secretaris voorzitter

Naar boven