Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3303/GA, 18 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3303/GA

betreft: [klager] datum: 18 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 september 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 maart 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Sittard.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel – waarvan de laatste dag ten uitvoer is gelegd in een andere verblijfsruimte dan een strafcel – wegens betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt
– zakelijk weergegeven – toegelicht. Op klagers afdeling waren de ovens weggehaald, omdat deze niet (goed) schoon werden gemaakt. Klager heeft in een verzoekbriefje gevraagd hoe lang iemand schoonmaker mag zijn. Een personeelslid heeft dit briefje
vervolgens aan de medegedetineerde, die de betreffende schoonmaker was laten lezen. Dit was blijkbaar de aanleiding voor deze medegedetineerde om klager op zijn achterhoofd te slaan. Hierop heeft klager de medegedetineerde naar de grond geslagen. Toen
de medegedetineerde opstond viel hij klager wederom aan. Dit is in aanwezigheid van personeel gebeurd. Klager heeft de medegedetineerde toen weer geslagen. Klager is niet begonnen met vechten. Aanvankelijk had klager een disciplinaire straf van
veertien
dagen opsluiting in een strafcel opgelegd gekregen. Dit is na een gesprek tussen klager en de medegedetineerde teruggebracht naar zeven dagen. De medegedetineerde heeft slechts een disciplinaire straf van vier dagen opgelegd gekregen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het personeel heeft waargenomen dat de medegedetineerde is begonnen met vechten door klager op zijn achterhoofd te
slaan. Daarop heeft klager de medegedetineerde zo hard geslagen dat hij op de grond is gevallen. Nadat de medegedetineerde opstond heeft klager hem weer geslagen. Daarbij is niet waargenomen dat de medegedetineerde klager heeft aangevallen. Klager
heeft
excessief geweld gebruikt. Om die reden is klager een disciplinaire straf van veertien dagen opgelegd. Deze straf is teruggebracht naar zeven dagen, omdat klager uit eigen initiatief een gesprek met de medegedetineerde heeft gevoerd. Klager heeft zes
dagen in de strafcel verbleven en een dag in zijn eigen verblijfsruimte.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar
zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting. Gelet op artikel 51, vijfde lid, van de Pbw kan geen straf worden opgelegd, indien de gedetineerde niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor de hem verweten gedragingen. Vast staat dat klager door
de medegedetineerde op zijn achterhoofd is geslagen en dat klager heeft teruggeslagen. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het opleggen van een disciplinaire straf. Voor het
opleggen van een hogere straf aan klager dan aan de medegedetineerde die bij het incident betrokken was, bestaat naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende grond nu de medegedetineerde klager als eerste heeft geslagen. Mitsdien is het beroep
gegrond. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag gegrond verklaren voor zover de disciplinaire straf langer heeft geduurd dan vier dagen. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming en stelt deze vast op € 27,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond voor zover de aan klager opgelegde disciplinaire straf langer heeft geduurd dan vier dagen. Zij bepaalt dat aan
klager een tegemoetkoming toekomt van € 27,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Plaisier, MSc, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 18 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven