Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3247/GA, 18 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3247/GA

betreft: [klager] datum: 18 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 september 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 maart 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W.E. Luiten, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de plaatsing van klager in het basisprogramma.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is in de avond van 22 op 23 juli 2015 overgeplaatst vanuit de p.i. Grave naar de p.i. Vught. Klager is bij
binnenkomst in de p.i. Vught in het basisprogramma geplaatst. In het selectieadvies van de p.i. Grave is geadviseerd om klager te plaatsen in het basisprogramma, maar dit is niet onderbouwd. Niet blijkt van feiten of omstandigheden die aanleiding
konden zijn voor plaatsing in het basisprogramma. Klager heeft zich in de p.i. Grave naar behoren gedragen; hij heeft in het plusprogramma verbleven. Dit heeft hij ook meegedeeld aan de directeur van de p.i. Vught. De bestreden beslissing is derhalve
onredelijk. Verwezen wordt naar RSJ 18 mei 2015, 15/1464/SGA en RSJ 29 april 2015, 15/0397/SGA.
In het selectieadvies zijn gegevens vermeld die niet kloppen. Klager heeft nooit aangegeven akkoord te zijn met dit advies. Klager is in Vught in september 2015 geplaatst in het plusprogramma.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur heeft kennelijk geen contact opgenomen met een medewerker van de p.i. Grave toen klager aangaf daar
in
het plusprogramma te hebben verbleven. Door gedetineerden wordt vaak aangegeven dat zij in de inrichting van herkomst in het plusprogramma hebben verbleven. Het is praktisch niet mogelijk om in al die gevallen navraag te doen. Uitgegaan wordt van de
juistheid van een selectieadvies. Bij twijfel wordt een gedetineerde in het plusprogramma geplaatst. De directeur bevestigt dat in het selectieadvies geen feiten of omstandigheden zijn vermeld die aanleiding konden zijn voor plaatsing van klager in het
basisprogramma.

3. De beoordeling
Aan de orde is de vraag of de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager bij binnenkomst in de p.i. Vught in het basisprogramma te plaatsen. In het selectieadvies van de p.i. Grave staat niet of klager in die inrichting in het plus- of
basisprogramma heeft verbleven. In het selectieadvies staat onder “Conclusie en advies” dat “plaatsing van klager in het basisprogramma goed wordt bevonden”. Deze conclusie wordt naar het oordeel van de beroepscommissie in het geheel niet gedragen door
de inhoud van het selectieadvies. Onweersproken is door klager gesteld dat hij in de p.i. Grave in het plusprogramma heeft verbleven en dat hij dit aan de directeur van de p.i. Vught heeft meegedeeld.

Gegeven de voornoemde feiten en omstandigheden rustte naar het oordeel van de beroepscommissie op de directeur de plicht om zelf na te (laten) gaan of klager in de p.i. Grave in het basis- of in het plusprogramma heeft verbleven. Nu dit niet is
gebeurd,
is de beslissing van de directeur tot plaatsing van klager in het basisprogramma niet begrijpelijk en derhalve onredelijk en onbillijk. Het beroep zal gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming en stelt deze vast op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Plaisier, MSc, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 18 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven