Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3296/JA, 15 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3296/JA

betreft: [klager] datum: 15 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op 15 juli 1993, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 september 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Aanvankelijk was beslist het beroep schriftelijk te behandelen, maar is door de beroepscommissie besloten het beroep alsnog ter zitting te behandelen.
Ter zitting van de beroepscommissie van 31 maart 2016, gehouden in het paleis van justitie te Utrecht, is klager gehoord.
De directeur van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de omstandigheid dat klager tijdens de ramadan vaak een lauwe of koude avondmaaltijd heeft moeten nuttigen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Insluiting vindt doordeweeks plaats om 21.00 uur, in de weekeinden om 18.00 uur. De avondmaaltijd werd vlak voor insluiting opgewarmd en in een warmhoudbox meegegeven, maar was afgekoeld tegen de tijd dat klager, rond 22.15 uur, de maaltijd uit de box
mocht halen en opeten. Tijdens klagers verblijf in Teylingereind werden de maaltijden tijdens de ramadan in de zomerperiode na insluiting door een beveiliger opgewarmd. In De Hartelborgt gaat de groepsleiding om 21.30 uur naar huis, maar blijft één
personeelslid achter. Klager wil graag gecompenseerd worden, omdat de inrichting beter haar best moet doen om jongeren zoals klager tijdens de ramadan warme maaltijden te kunnen laten nuttigen.

Namens de directeur is in beroep gemeld dat laatstgenoemde niets heeft toe te voegen aan het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 46, eerste lid, Bjj heeft de jeugdige het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven.

Artikel 49, derde lid, Bjj bepaalt dat de directeur zorg draagt dat bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst of de levensovertuiging van de jeugdigen.

Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting staat - nu de directeur niet ter zitting aanwezig was - als onweersproken vast dat klager in de zomer van 2015 aan de ramadan meedeed en zijn bij insluiting om 18.00 uur of 21.00 uur verstrekte
warme
avondmaaltijd niet eerder dan na zonsondergang - in de zomertijd na 22.15 uur - mocht nuttigen. Voldoende aannemelijk is dat die maaltijd op dat moment lauw tot koud geworden was, alsmede dat klager geen gelegenheid heeft zijn maaltijd na zonsondergang
op te warmen. Niet is gesteld of gebleken dat de directeur inspanningen heeft verricht om klager de mogelijkheid te bieden om tijdens de ramadan zijn maaltijd te laten opwarmen kort voordat hij zijn maaltijd mag nuttigen. Onder deze omstandigheden is
de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de directeur als onzorgvuldig moet worden aangemerkt en gaat zij er van uit dat de directeur het beleid betreffende de maaltijdvoorziening tijdens de ramadan voor de toekomst zal wijzigen.
De uitspraak van de beklagrechter kan dan ook niet in stand blijven.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast op € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven