Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4172/JA, 15 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4172/JA

betreft: [klager] datum: 15 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.N. Ritzer, namens

[...], geboren op 18 oktober 1998, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 december 2015 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hunnerberg te Nijmegen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 maart 2016, gehouden in het paleis van justitie te Urecht, zijn gehoord mr. J. Sietsma, klagers huidige raadsman, en namens de directeur van genoemde j.j.i. [...], manager primair proces.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt en afstand van horen gedaan.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft intrekking van klagers verlof met ingang van 2 september 2015.

De beklagcommissie heeft het beklag wegens vormverzuim gegrond verklaard met een tegemoetkoming van € 5,= en inhoudelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de hoogte van de hem toegekende tegemoetkoming. Nu wordt namens de directeur ter zitting verklaard dat geen sprake was van intrekking van verlof, maar de beklagcommissie heeft vastgesteld dat daarvan sprake was. Klager is
het
niet eens met de inhoudelijke ongegrondverklaring van zijn klacht. Er was geen sprake van gevaar c.q. van gewijzigde omstandigheden op grond waarvan het verlof kon worden ingetrokken. Klager wist niet dat het slachtoffer van zijn delict ook op het ROC
te Apeldoorn zat. Klager is het slachtoffer daar ook nooit tegengekomen. Er waren geen klachten van het slachtoffer. Er was geen melding dat zij elkaar waren tegen gekomen of dat iets was fout gegaan. Nu binnen de inrichting voor klager geen passend
onderwijs aanwezig is, had een andere externe onderwijsinstelling voor hem gezocht moeten worden.
Klager heeft door de intrekking van zijn verlof vertraging in zijn onderwijs opgelopen.
Een bedrag van € 5,= staat in geen verhouding tot het bedrag dat volgens de Letselschade Richtlijn studievertraging van de Letselschade Raad zou zijn uitgekeerd, namelijk
€ 16.100,=. Klager zit nu op een nieuwe school en is daarom niet ter zitting aanwezig.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het was de inrichting niet bekend dat het slachtoffer ook op het ROC te Apeldoorn stond ingeschreven. Het slachtoffer en klager zijn elkaar op die school tegengekomen, waarvan de school via het pleeggezin van het slachtoffer melding heeft gedaan. De
intern trajectbegeleider van de inrichting heeft tweemaal met het pleeggezin gesproken en eenmaal met het slachtoffer, waarna klager is gemeld dat hij niet meer naar die school kon gaan. Verlof wordt op basis van het verlofplan verleend als tevoren is
beoordeeld of dat verantwoord is. In de verlofregeling in de huisregels is onder meer het risico voor de veiligheid opgenomen als criterium voor het wel of niet toekennen van verlof. In dit geval is geen sprake van intrekking van verlof, maar van het
niet toekennen van verlof. Dit zal klager wel als een intrekking van verlof gevoeld hebben. Het niet toekennen van verlof wordt niet schriftelijk vastgelegd maar mondeling meegedeeld. Vanwege de reorganisatie is in de beklagprocedure helaas geen
schriftelijk verweer gevoerd. Klager zit vanaf januari 2016, het moment waarop hij volgens het instroomtraject kon instromen, op het ROC te Nijmegen.

3. De beoordeling
Namens de directeur is aangevoerd dat het niet zo is dat klagers verlof is ingetrokken; het verlof is niet toegekend daar per keer wordt bekeken of verlof om naar school te gaan verantwoord is. Vast staat echter dat klager door de bestreden beslissing
vanaf 2 september 2015 feitelijk geen onderwijs meer kon volgen aan de school waarop hij stond ingeschreven tot aan het moment dat hij na inschrijving op een andere school daar kon instromen, in dit geval januari 2016. Gelet daarop moet de beslissing
worden aangemerkt als een beslissing tot opschorting van het verlof. Hoewel de wet niet voorziet in de mogelijkheid van opschorting van verlof, heeft opschorting van verlof rechtens hetzelfde gevolg als intrekking van dat verlof als bedoeld in artikel
30, vierde lid, Bjj en is het op die grond daarmee gelijk te stellen. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beklagcommissie klager terecht in zijn beklag over intrekking van zijn verlof heeft ontvangen.

Op grond van artikel 30, vierde lid, Bjj kan de directeur het verlof intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de jeugdige voor de veiligheid van anderen dan de jeugdige of de
algemene veiligheid van personen of goederen of indien de jeugdige een bepaalde voorwaarde niet nakomt.
In artikel 31, eerste lid, Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj) is bepaald dat verlof slechts kan worden verleend als eventuele risico’s aanvaardbaar worden geacht.
Het tweede lid, onder i, van dit artikel bepaalt dat een mogelijke ongewenste confrontatie van de jeugdige met een slachtoffer of een anderszins bij het delict betrokkene als risico kan worden aangemerkt.

Naar verklaring van zowel de directeur als klager was ten tijde van verlofverlening niet bekend dat klager en het slachtoffer van zijn delict stonden ingeschreven op het ROC te Apeldoorn. Klager stelt het slachtoffer nooit op school te zijn
tegengekomen, maar uit de verklaring van de directeur ter zitting volgt dat door het ROC te Apeldoorn melding is gedaan van ongewenste slachtofferconfrontatie, waarover de inrichting vervolgens met het pleeggezin van het slachtoffer en het slachtoffer
zelf heeft gesproken met als uitkomst dat klager niet langer naar die school kon gaan.
Het verlof kon daarom op grond van ongewenste slachtofferconfrontatie als bedoeld in artikel 31, eerste en tweede lid, onder i, Rjj in redelijkheid worden ingetrokken.
Voldoende aannemelijk is dat de inrichting vervolgens heeft geprobeerd een andere, passende voorziening voor het volgen van onderwijs voor klager te vinden en dat klager is ingestroomd op het ROC te Nijmegen zodra dat volgens het instroomtraject
mogelijk was.
Het beroep zal derhalve inhoudelijk ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de door de beklagcommissie voor vormverzuim toegekende tegemoetkoming van € 5,=. Vast staat immers dat klager in strijd met de wet niet is gehoord over de intrekking van het verlof en van die beslissing
geen schriftelijke mededeling heeft ontvangen. Voor schending van het in de kader van de rechtspositie van de jeugdige belangrijke hoor- en mededelingsplicht kent de beroepscommissie volgens vaste jurisprudentie een tegemoetkoming toe van € 20,= (twee
maal € 10,=). Het beroep zal daarom in zoverre gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inhoudelijk ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de hoogte van de voor vormverzuim toegekende tegemoetkoming gegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een
tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven