Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4179/JA, 15 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4179/JA

betreft: [klager] datum: 15 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hunnerberg te Nijmegen,

gericht tegen een uitspraak van 10 december 2015 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1996], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 maart 2016, gehouden in het paleis van justitie te Utrecht is namens de directeur van genoemde j.j.i. [...], manager primair proces, gehoord.
Klager, die in vrijheid is en op behoorlijke wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de onduidelijkheid over de aan klager opgelegde ‘opsluiting andere ruimte 16+’, van 26 tot en met 28 augustus 2015, telkens van 15.00 tot 21.00 uur.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 5,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 1 oktober 2015, na de indiening van zijn onduidelijke klacht, in vrijheid gesteld. Klager heeft de klacht niet besproken op het directiespreekuur en ook niet met het personeel. Klager was ook niet ter zitting van de beklagcommissie
aanwezig
en ook nu niet, zodat niet kon en kan worden nagevraagd wat hij met zijn klacht bedoelt en wat derhalve de inhoud van de klacht is. Verweer voeren is dan lastig. De klacht van klager is ten onrechte gegrond verklaard op basis van de veronderstelling
dat
een fout in de beschikking stond. In de beschikking had aangegeven moeten worden of het om een ordemaatregel of een disciplinaire straf ging, maar het is niet duidelijk of dat de daadwerkelijke klacht van klager is.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft in het klaagschrift van 27 augustus 2015 geschreven dat hij zich beklaagt over de sanctie van 27 augustus 2015 in verband met een onduidelijkheid over zijn sanctie wat hem verwarring bezorgt.
Nu noch in de beklagprocedure noch in beroep door klager is verduidelijkt wat concreet de inhoud van zijn klacht is, heeft de directeur geen gericht verweer kunnen voeren. In het licht van het vorenstaande had klager niet-ontvankelijk in zijn klacht
moeten worden verklaard.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit M.J.C. Koens, voorzitter, dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris,
op 15 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven