Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0578/GB, 11 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/578/GB

Betreft: [klager] datum: 11 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 januari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC Scheveningen) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden te Scheveningen ongegrond
verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 10 december 2014 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de penitentiaire inrichting Groot Alphen te Alphen aan den Rijn. Op 25 november 2015 is hij geplaatst in het PPC Scheveningen, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep – zakelijk weergegeven en voor zover hier van
belang – als volgt toegelicht.
Klager maakt allereerst bezwaar tegen de procedure die gevolgd is bij zijn overplaatsing en het niet tijdig uitreiken van mededelingen van beslissingen van de selectiefunctionaris. Ook is klager niet de mogelijkheid geboden goed verweer te voeren tegen
de selectiebeslissing omdat hem de daaraan ten grondslag liggende stukken niet dan wel niet tijdig zijn verstrekt. Klager vraagt de beroepscommissie een objectief oordeel te geven op zijn beroep en – voor zover mogelijk te willen bewerkstelligen dat
klager alle in dit kader van belang zijnde stukken en de betreffende regelgeving ter beschikking worden gesteld.

3.2. Klagers raadsman, mr. H.Weisfelt, is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. De raadsman heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

3.3. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In beroep wordt een aantal zaken aangehaald die, naar de mening van de selectiefunctionaris, geen betrekking hebben op de beslissing op het bezwaarschrift of de selectiebeslissing. Bij de bestreden beslissing heeft de selectiefunctionaris zich
gebaseerd
op de hem beschikbare informatie en gegevens. De beslissing is op goede gronden genomen en het beroep zou daarom ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1. Het PPC Scheveningen is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3. De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag beschikbare informatie in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. De beroepscommissie weegt daarbij mee dat hier sprake is van een
indicatie voor een PPC-plaatsing en dat verzoeker het beroep niet heeft voorzien van gronden die betrekking hebben op de selectiebeslissing maar veeleer op de procedure van informatieverstrekking aan klager. Die gronden kunnen niet leiden tot een
gegrondverklaring van het beroep.

4.4. De op de onder 3.3 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven