Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0588/GV, 22 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/588/GV

betreft: [klaagster] datum: 22 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M. Brugman, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 16 februari 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking en incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Klaagster heeft primair verzocht om strafonderbreking en subsidiair om incidenteel verlof. Klaagster is geenszins voornemens te vluchten. Klaagsters thuissituatie is zo nijpend dat
haar
aanwezigheid dringend gewenst is. Haar partner heeft multiple sclerose en haar kinderen lijden onder haar afwezigheid. Dit geldt met name voor haar oudste zoon die aan schizofrenie lijdt. Klaagster heeft zich in een Belgische strafzaak zelf gemeld bij
de Belgische autoriteiten en zij is telkens uit eigen beweging op de zittingen in die zaak verschenen. Dat klaagster Nederland eerder met haar kinderen heeft verlaten is gelegen in het feit dat zij zich er niet bewust van was dat dit niet toegestaan
was. Door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is nog niet beslist over de tenuitvoerlegging van de in België opgelegde gevangenisstraf in Nederland. Het onthouden van verlof in afwachting van deze beslissing levert een onaanvaardbare verzwaring op van de
aan klaagster opgelegde straf. Verzocht wordt om geen rekening te houden met de Belgische straf. Overigens is het strafrestant in de Belgische zaak geen 1814 dagen, maar 352 dagen. Het toekennen van strafonderbreking of incidenteel verlof stelt
klaagster in de gelegenheid om contacten te onderhouden met de hulpverlening rondom haar oudste zoon en haar partner te ontlasten van zware zorgtaken. Klaagster heeft recent vernomen dat bij de dochter van haar zus een tumor is aangetroffen. Er wordt
per direct gestart met chemotherapie en zij zal een operatie moeten ondergaan. Klaagster wil haar zus en nichtje bijstaan.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht. Hoewel uit diverse stukken blijkt dat sprake is van een zorgelijke gezinssituatie is er thans geen noodzaak voor strafonderbreking of incidenteel verlof. Er is
een ernstig vermoeden dat klaagster zich zal onttrekken aan detentie. Klaagster is eerder met haar kinderen vanuit Nederland naar Italië vertrokken. Voorts zal de Belgische gevangenisstraf waarschijnlijk in Nederland ten uitvoer worden gelegd. Dat dit
nog niet vast staat doet daaraan niet af; de openstaande gevangenisstraf moet worden geëxecuteerd. In het medisch advies is vermeld dat uit de ontvangen informatie van de huisarts van klaagsters partner en zoon geen recente ontwikkeling in hun
aandoening naar voren is gekomen die zorg door klaagster noodzakelijk maakt.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Nieuwersluis heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking dan wel incidenteel verlof. Een toewijzing van dit verzoek zal de thuissituatie van klaagster slechts tijdelijk verlichten. Het is
raadzaam dat klaagsters partner zelf hulpverlenende instanties benadert. Klaagster is in België veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, welke straf mogelijk ten uitvoer wordt gelegd in Nederland. Dit dient te worden meegenomen in de
beoordeling van het verzoek.
De officier van justitie (IRC) heeft aangegeven dat er een ernstig vermoeden is dat klaagster zal proberen zich aan detentie te onttrekken. Klaagster heeft haar kinderen eerder aan het gezag van Jeugdzorg onttrokken door te vluchten naar Italië.
Klaagster is in België veroordeeld tot een gevangenisstraf, welke straf zeer waarschijnlijk in Nederland ten uitvoer zal worden gelegd.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, wegens gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient zij (eventueel) een gevangenisstraf van vier maanden te ondergaan. De einddatum van klaagsters detentie is
thans
bepaald op 24 augustus 2016.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof.
Op grond van het bepaalde in artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

De beroepscommissie acht aannemelijk dat klaagsters aanwezigheid in haar gezin en het regelen van praktische zaken onder de gegeven omstandigheden belangrijk is, maar zij acht de noodzaak onvoldoende aannemelijk geworden. In het medisch advies van 15
februari 2016 is vermeld dat uit informatie van de huisarts van klaagsters partner en zoon is gebleken dat er geen recente ontwikkeling in de chronische aandoening van de partner en de zoon is die zorg door klaagster noodzakelijk maakt. De medisch
adviseur acht strafonderbreking op medische gronden dan ook niet geïndiceerd. Gelet hierop komt de beroepscommissie niet toe aan een beoordeling van de andere namens de Staatssecretaris aangedragen contra-indicaties voor de verlening van verlof. Het
vorenoverwogene maakt dat de bestreden beslissing van de Staatssecretaris tot afwijzing van klaagsters verzoek om strafonderbreking, subsidiair incidenteel verlof, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk moet
worden geacht. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter,
mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 22 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven