Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1435/GM, 19 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1435/GM

betreft: [klager] datum: 19 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 17 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.)Amsterdam, locatie Havenstraat, te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 11 juli 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2002, gehouden in de p.i. Vught te Vught, is klager gehoord. Klagers raadsman heeft bericht van verhindering gezonden.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Havenstraat heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek d.d. 3 juli 2002 om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft de - volgens klager onzorgvuldige- behandeling van een blessure aan klagers linker grote teen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Hij heeft op 6 mei 2002 zijn linker grote teen met een harde klap gestoten bij het voetballen. Vanwege de zwelling van en de pijn in de teen had hij direct zelf al de indruk dat er een kootje van de teen was gebroken ofversplinterd. Op zijn verzoekbriefje voor het spreekuur werd op 7 mei door de assistente gereageerd. Op 8 mei heeft de inrichtingsarts naar de teen gekeken. Door de pijn en de zwelling kon klager toen niet meer lopen. Klager wildedat een röntgenfoto van de teen werd gemaakt maar de arts vond dat niet nodig. De arts vond het niet zo erg en heeft een pleister om de teen gedaan, terwijl klager verwachtte dat de teen zou worden gespalkt. Omdat de teen niet beterwerd en klager inmiddels niet anders dan met twee krukken kon lopen en erg ongerust was geworden wegens het verergeren van de pijn heeft hij op de spreekuren van 22 mei en 14 juni nogmaals aan de arts gevraagd een röntgenfoto telaten maken. Echter zonder het gewenste resultaat.
Ongeveer twee maanden na het voorval kon hij nog steeds niet lopen en had hij nog steeds erge pijn. Daarom heeft hij de medisch adviseur gevraagd te bemiddelen op zijn klacht.
Vervolgens zijn alsnog röntgenfoto’s gemaakt en is klagers teen onderzocht door een orthopeed van het Slotervaart Ziekenhuis te Amsterdam. Op de röntgenfoto’s was een inmiddels genezen breukje van klagers teenkootje te zien. Onderde teennagel zat een rood plekje waarvan genoemde specialist heeft gezegd dat dát het probleem was. De specialist vond dat klager op de voet moest gaan staan en er mee lopen. Klager
heeft daarna fysiotherapie gekregen.
Hij heeft in de Havenstraat vier maanden op cel verbleven, omdat hij vanwege zijn voet niet kon luchten. Ook kon hij moeilijk douchen.
Op het moment van de zitting van de beroepscommissie heeft klager nog steeds last van en pijn aan zijn voet. Hij verblijft nu in de p.i. te Dordrecht. De arts van deze inrichting besteedt ook onvoldoende aandacht aan zijn voet.Klager wil naar een vertrouwensarts.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klagers klachten zijn naar behoren behandeld.
Klagers blessure is op 8 mei 2002 gezien door een waarnemende arts. Deze heeft een geringe zwelling geconstateerd en geen afwijkende stand van de teen, maar wel (subjectief) pijn. De waarnemer heeft een dakpanpleister aangebracht enrust geadviseerd.
Op 22 mei heeft de inrichtingsarts klager gezien in verband met genoemde klacht. In klagers dossier is vermeld: „Mogelijk fissuur. Geen zwelling maar wel lichte asdrukpijn.“ De inrichtingsarts heeft klager eveneens eendakpanpleister voorgeschreven. Klager is vervolgens gezien op de spreekuren van 14 en 24 juni. Hij bleef klagen over pijn. Op 24 juni was er geen asdrukpijn meer. De inrichtingsarts heeft op laatstgenoemde datum overleg over debehandeling gevoerd met de orthopeed van het Slotervaart Ziekenhuis te Amsterdam. Deze gaf aan dat bij een fissuur of fractuur van de distale phalanx (uiterste kootje, b.c.) van de grote teen een dakpanpleister een uitersteffectieve therapie is. Klager was er niet van te overtuigen dat röntgenonderzoek in dit soort situaties geen klinische consequenties heeft. Daarop heeft de inrichtingsarts een afspraak gemaakt voor klager gemaakt bij de polikliniekorthopedie van voormeld ziekenhuis. Een kopie van de bevindingen van de orthopeed van zijn onderzoek d.d. 23 augustus 2002 van klagers teen is overgelegd. Daaruit blijkt van een inmiddels genezen dwarse fractuur in de taille van dedistale phalanx. Er was nog een resthaematoom (rest van een bloeduitstorting, b.c.) onder het nagelbed van de hallux (grote teen, b.c.) aanwezig. De orthopeed heeft een functionele nabehandeling geadviseerd, met mobiliseren in eenstevige schoen.

3. De beoordeling
Indien en voorzover klager ook beoogt te klagen tegen behandeling door de inrichtingsarts van de p.i. Dordrecht merkt de beroepscommissie op dat deze klacht buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure valt.

Ten aanzien van klagers wens een vertrouwensarts te consulteren merkt de beroepscommissie op dat klager ingevolge het bepaalde in artikel 42, tweede lid, Pbw het recht heeft op raadpleging, voor eigen rekening, van een arts van zijnkeuze.

De beroepscommissie acht het aannemelijk dat klagers behandeling in de locatie Havenstraat is verlopen zoals is aangegeven door de inrichtingsarts. De behandeling door middel van een dakpanpleister is de aangewezen behandeling bijeen blessure als die van klager, waarbij wordt vermoed dat sprake is van een scheurtje of een breuk in een teenkootje, en waarbij - zoals in het geval van klager - geen afwijkende stand van de teen en een lichte zwelling wordtgezien.
Het terstond vervaardigen van een röntgenfoto en het aan het licht komen daarop van een scheurtje of breuk leidt niet tot een andere behandelwijze dan die door middel van een dakpanpleister.
In geval van een blessure als die van klager is het van belang dat aan de patiënt voorlichting wordt gegeven over hoe hij zich in de eerste twee weken na het voorval dient te gedragen. Bij het in acht nemen van rust envoorzichtigheid gaat de blessure sneller over.
Mogelijk is in het voorliggende geval aan klager niet helemaal duidelijk geweest hoe hij zich diende te gedragen. Dit leidt echter niet tot het oordeel dat de medische behandeling door de inrichtingsarts onjuist of onzorgvuldig kanworden genoemd.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 19 december 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven