Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2982/TA, 5 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 15/2982/TA

betreft: [klager] datum: 5 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 1 september 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij voornoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is gehoord, namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker.
Klager en zijn raadsman mr. A.R. Ytsma zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van klagers Boss effect en sampler.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 50,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 23 december 2014 is een drietal medewerkers klagers kamer binnengegaan. Klager had de doorgang naar zijn verblijf gebarricadeerd
met dozen, hetgeen onwenselijk is met het oog op de (brand)veiligheid. Aan klager is gevraagd of hij een doos weg kon halen, maar hier reageerde klager niet op. Vervolgens heeft een medewerker een doos op de gang gezet onder toezicht van een andere
medewerker. Er bestaat geen geschil over welke doos in de gang is gezet. Volgens de desbetreffende medewerker was de doos, die nog was omgevallen, leeg; er zat dus geen andere doos met daarin een Boss effect en sampler in. Uitgangspunt van de
inrichting
is dat dergelijke verklaringen van medewerkers niet op schrift worden gesteld. Er is weliswaar geen actief toezicht op de doos gehouden toen deze op de gang stond, maar de doos is nooit uit het zicht van het personeel geweest. Nadat klager zijn kamer
had verlaten, is de doos weer teruggezet; de doos heeft maar kort op de gang gestaan. Later heeft klager tegen het personeel gezegd dat zijn Boss effect en sampler vermist was. Hem is verteld dat hij hierover in gesprek moest gaan met de medewerker die
de doos uit zijn kamer heeft gehaald. Dit heeft klager nagelaten. De inrichting handhaaft haar standpunt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de Boss effect en sampler in de doos, die op de gang is gezet, zat. Overigens wordt niet betwist dat
klager een Boss effect en sampler had en dat die kwijt is. Maar niet gebleken is dat de vermissing van die Boss effect en sampler te wijten is aan onzorgvuldig handelen van de inrichting. De inrichting kan hiervoor dan ook niet verantwoordelijk worden
gehouden.

Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie neemt als vaststaand aan, nu dit door de inrichting niet is betwist, dat klager een Boss effect en sampler in de inrichting onder zijn berusting had en dat die in de inrichting is kwijt geraakt. Tevens staat vast dat op 23 december
2014 een doos uit klagers kamer is gehaald en op de gang is neergezet. Klager heeft aangevoerd dat hij van een personeelslid heeft vernomen dat die doos uit zijn kamer is gehaald op het moment dat hij lag te slapen. Nu de inrichting dit niet heeft
weersproken, gaat de beroepscommissie ervan uit dat de doos inderdaad zonder medeweten van klager uit zijn kamer is verwijderd. De beroepscommissie is gelet hierop van oordeel dat met de verwijdering van die doos uit klagers kamer de
verantwoordelijkheid voor (de inhoud van) die doos is overgegaan op de inrichting.

Klager heeft voorts aangevoerd dat:
- de doos die uit zijn kamer is gehaald de doos van zijn televisie betrof,
- in die televisiedoos een kleiner doosje met daarin zijn Boss effect en sampler zat,
- hij die doos op enig moment onbeheerd op de gang heeft aangetroffen,
- hij vervolgens heeft geconstateerd dat het doosje met daarin de Boss effect en sampler niet meer in de televisiedoos zat,
- een personeelslid desgevraagd tegen hem heeft gezegd dat het personeel niet in de doos heeft gekeken en was vergeten de doos weer terug te zetten in klagers kamer.
De beroepscommissie is van oordeel dat deze gedetailleerde stellingen van klager niet op voorhand als zonder meer onaannemelijk konden worden aangemerkt. De beroepscommissie baseert dit oordeel onder meer op het feit dat klager het bovenstaande nog op
dezelfde dag heeft gemeld bij het personeel, zo blijkt uit het verslag van de werkbespreking op 23 december 2014. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de inrichting de verantwoordelijkheid droeg voor de (inhoud van de) doos op het moment dat
daaruit volgens klager zijn Boss effect en sampler is verdwenen, is de beroepscommissie van oordeel dat het op de weg van de inrichting lag om onderzoek te doen naar de door klager gestelde vermissing en om met concrete, toetsbare onderzoeksresultaten
te komen.

Uit de inlichtingen van de inrichting komt naar voren dat navraag is gedaan bij de medewerker die klagers televisiedoos heeft verplaatst. Die medewerker zou hebben verklaard dat de doos bij verplaatsing naar de gang leeg was, dat die doos nimmer uit
het
zicht van het personeel is geweest en dat de doos na korte tijd weer is teruggeplaatst in klagers kamer. Nu van de verklaring van het personeelslid evenwel geen verslag is opgemaakt, is onvoldoende opgehelderd wat er volgens het personeelslid nu
concreet is gebeurd en is de verklaring van het personeelslid voor de beroepscommissie niet (voldoende) toetsbaar. Hierdoor blijft in redelijkheid de mogelijkheid bestaan dat hetgeen klager heeft gesteld waar is. Met name kan bij gebreke van een op
schrift gestelde verklaring over de feitelijke toedracht niet worden uitgesloten dat in de verplaatste televisiedoos klagers Boss effect en sampler zat en dat klager die doos later onbeheerd en leeg heeft aangetroffen. In dit verband wordt opgemerkt
dat
is gesteld noch gebleken dat de medewerker voor verplaatsing in de televisiedoos heeft gekeken en dat niet aannemelijk is dat op basis van enkel het gewicht van die doos met zekerheid kon worden vastgesteld of de Boss effect en sampler al dan niet in
die doos zat, aangezien een enkele lege televisiedoos een redelijk gewicht kan hebben, een Boss effect en sampler niet al te zwaar is en de desbetreffende doos slechts een klein stukje is verplaatst.

Nu de resultaten van het door de inrichting uitgevoerde onderzoek niet zijn gedocumenteerd, zijn deze niet (voldoende) concreet en toetsbaar en kan niet (voldoende) worden uitgesloten dat hetgeen klager omtrent de vermissing van zijn Boss effect en
sampler heeft aangevoerd waar is. Onder deze bijzondere omstandigheden dient de vermissing van klagers Boss effect en sampler naar het oordeel van de beroepscommissie voor rekening en risico van de inrichting te komen.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 5 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven