Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0259/GV, 11 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/259/GV

betreft: [klager] datum: 11 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.J.H. Lina, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 januari 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is al vier keer eerder op bezoek geweest bij zijn moeder. Er werd telkens een positief advies afgegeven en het verlof werd goedgekeurd. De gezondheidssituatie van klagers moeder gaat achteruit.
Zij verblijft momenteel in Zorgcentrum Raffy te Breda. Ze is niet in staat om klager te bezoeken in de inrichting. Klager meent dat zijn aanwezigheid noodzakelijk is, nu haar fysieke en mentale toestand niet verbetert en het de vraag is hoe lang ze nog
zal leven. Het Bureau Medische Advisering heeft onjuist beslist bij het opnieuw bepalen van de gezondheidstoestand van klagers moeder.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Eerder werd positief beslist op verzoeken om incidenteel verlof, want de medisch adviseur had aangegeven dat klagers moeder niet tot reizen in staat was. Met betrekking tot
onderhavig verzoek is wederom de medisch adviseur geraadpleegd. De adviseur heeft aangegeven dat klagers moeder weer redelijk mobiel is en een omgekeerd bezoek niet geïndiceerd is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Roermond heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op het positieve gedrag van klager binnen de inrichting en de uitgebrachte adviezen.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaren met aftrek, wegens moord. Tegen dit vonnis heeft klager hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans gesteld op 31 januari 2024.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor een bezoek aan zijn moeder. Uit artikel 25, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in
staat zijnde levenspartner, kind of ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.

De beroepscommissie constateert dat aan klager eerder incidenteel verlof is toegekend voor een bezoek aan zijn moeder, omdat klagers moeder niet meer in staat bleek haar zoon in de inrichting te bezoeken. Thans acht de medisch adviseur een incidenteel
verlof op medische gronden niet meer geïndiceerd, omdat uit de medische informatie is gebleken dat klagers moeder, ondanks haar hoge leeftijd, nog redelijk mobiel is. Klagers moeder verblijft in zorgcentrum Raffy te Breda. Door de medisch adviseur is
niet nader toegelicht in welk opzicht de huidige situatie van klagers moeder zodanig is gewijzigd ten opzichte van de jaren 2014 en 2015 dat ze nu wel in staat wordt geacht vanuit het zorgcentrum naar de p.i. Roermond af te reizen om daar klager te
bezoeken.
De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat afwijzing van klagers verzoek op bovenstaande gronden onvoldoende is gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren. Zij zal de beslissing van de Staatssecretaris vernietigen en
de Staatssecretaris opdragen binnen een termijn van twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van een twee weken na
ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 11 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven