Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0207/GV, 21 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/207/GV

betreft: [klager] datum: 21 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.G.M. Dassen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 januari 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft met toepassing van artikel 18a van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, een uittreksel Justitiële Documentatie van klager opgevraagd bij de Justitiële Informatiedienst.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het Openbaar Ministerie (OM) en de reclassering vinden kennelijk dat er nog sprake is van recidivegevaar en dat er een risico bestaat op het onttrekken aan toezicht. Klager heeft zich in het verleden
niet bewust onttrokken aan toezicht of zich niet gehouden aan de voorwaarden bij eerder opgelegde gevangenisstraffen. Het merendeel van de gedetineerden dat een verlofaanvraag indient, heeft al justitiële documentatie op zijn naam staan. Slechts als
uit
dat verleden een concrete aanwijzing kan worden afgeleid dat tijdens het verlof ernstige problemen kunnen ontstaan, kan dat een rol spelen bij de beoordeling. Dat is hier niet gebleken. Het argument dat er nog geen interventies zijn gestart, kan niet
standhouden nu klagers casemanager hem heeft medegedeeld dat die interventies pas van start zullen gaan bij verblijf in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Doorstroming naar een b.b.i. wordt echter weer afhankelijk gesteld van een goed verlopen
eerste verlof. De stelling dat er sprake is van recidivegevaar is niet gebaseerd op feiten. De rechtbank heeft bij haar strafoplegging niet gekozen voor een voorwaardelijk strafdeel, wat wel zeer voor de hand zou hebben gelegen als de inschatting zou
zijn dat klager na het ondergaan van zijn straf opnieuw de fout in zou gaan. Gelet op klagers einddatum van detentie is het in klagers belang en dat van de samenleving dat het met klager goed gaat na zijn detentie en hij verlof geniet. De kans daarop
is
veel groter wanneer hij een aantal keren met verlof kan gaan en zijn vriendin en familie in een normale setting kan zien.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Een goed genoten verlof is geen voorwaarde voor plaatsing in een b.b.i. Ook bij een plaatsing in
16/207/GV

een inrichting met regimaire vrijheden zullen risico’s moeten worden ingeschat. Het positieve advies van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein is slechts gebaseerd op het gedrag in de inrichting. Het OM adviseert negatief op
grond van de hoeveelheid ernstige feiten. Geconcludeerd wordt dat er een gevaar is voor het plegen van strafbare feiten. Door de reclassering wordt een hoog recidivegevaar vastgesteld en een hoge kans op het onttrekken aan voorwaarden. Op vrijwel alle
leefgebieden heeft klager problemen. Op het gebied van verslaving geeft klager zelf ook aan hulp nodig te hebben. Vanuit de inrichting waar hij thans verblijft, blijkt dat klager zich richt op het verkrijgen van vrijheden in plaats van op het aanpakken
van de problematiek. Bij Exodus is hij afgewezen omdat hij tijdens een intake niet eerlijk is geweest. Er zijn thans zonder interventies te veel problemen om een goed verloop van verlof te verwachten.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gezien het gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten gelet op de veelheid ernstige feiten en de opstelling van klager.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden met aftrek wegens opzetheling en medeplegen van een plofkraak. De fictieve einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 26 december 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

De reclassering schat het recidiverisico als hoog in gezien klagers uitgebreide delict geschiedenis en zijn problemen op verschillende leefgebieden. Zij acht het risico op onttrekken aan de voorwaarden tevens groot. De beroepscommissie is van oordeel
dat voornoemde omstandigheden voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de directeur van de p.i. Nieuwegein, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing
van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

16/207/GV

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 21 maart 2016

secretaris voorzitter

Naar boven