Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0250/GM, 30 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/250/GM

betreft: [klager] datum: 30 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 14 januari 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 maart 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M.R. Slaghekke, gehoord.

De inrichtingsarts van de p.i. Almelo is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 12 november 2015, betreft de omstandigheid dat klager zonder enige communicatie/uitleg niet meer arbeidsongeschikt is bevonden.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
Klager is pas op 12 november 2015 gezegd dat hij niet meer arbeidsongeschikt is bevonden, terwijl hij op 27 oktober 2015 een intake bij de medische dienst heeft gehad en op 2 november 2015 in een PMO al was bepaald dat klager arbeidsgeschikt was.
Klager
wist niet dat hij in het PMO werd besproken. Hij heeft sinds 30 oktober 2015 geen arbeidsongeschiktheidsuitkering meer gekregen. Pas op 25 november 2015 zijn hem door het hoofd zorg excuses aangeboden. Excuses volstaan niet. Hij wil financieel
gecompenseerd worden. Hij was sinds juni 2014 al arbeidsongeschikt. Hij gebruikt sinds bijna drie jaar methylfenidaat. De psychose vond daarvoor plaats. Momenteel werkt hij hele dagen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is op 27 oktober 2015 binnengekomen in de p.i.. In overleg met de psycholoog en de medische dienst is op 2 november 2015 vastgesteld dat hij niet arbeidsongeschikt is. Op 12 november 2015 is hem meegedeeld dat hij niet arbeidsongeschikt is en
dat
het zijn spanningsklachten kan verlichten als hij gaat werken. Dit leidt de gedachten af en geeft structuur aan de dag. Het is jammer dat de medische dienst dit niet eerder duidelijk heeft aangegeven, maar dit is met klager uitgesproken.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken, waaronder de medische informatie, en de behandeling ter zitting vast is komen staan dat klager, die in de vorige inrichting arbeidsongeschikt was bevonden, in de p.i. Almelo arbeidsgeschikt is bevonden
zonder dat tevoren nader onderzoek is verricht (vgl. RSJ 11 december 2014, 14/3211/GM). Daarbij komt dat op 2 november 2015 in het PMO is beslist dat klager arbeidsgeschikt was, klager vanaf 30 oktober 2015 geen arbeidsongeschiktheidsuitkering meer is
toegekend en hem pas op 12 november 2015 is bericht dat hij arbeidsgeschikt is bevonden.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen door of namens de inrichtingsarts kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond
worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming van € 50,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Almelo toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr.ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven