Nummer: 16/130/GB
Betreft: [Klager] datum: 30 maart 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. B.J. de Pree, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 januari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 6 augustus 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein. De fictieve einddatum is thans gesteld op 28 maart 2016.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing. Klager voldoet aan alle objectieve voorwaarden voor deelname aan een p.p. Op grond van artikel 7, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft de selectiefunctionaris het verzoek
afgewezen, meer in het bijzonder omdat klager niet over een aanvaardbaar verlofadres zou beschikken. Klagers verlofadres betreft het adres van zijn ouders. Gezien klagers leeftijd en het feit dat hij voor zijn detentie ook bij zijn ouders woonde, is
het
vanzelfsprekend dat hij voor dit verlofadres kiest. Bovendien hebben klagers ouders zijn verblijf aldaar tijdens het p.p. goedgekeurd. Klager geeft aan niet naar Exodus te willen gaan in verband met het feit dat het Openbaar Ministerie in hoger beroep
is gegaan. Klager wil geen traject bij Exodus volgen omdat het Gerechtshof Arnhem daarover mogelijk anders zal beslissen. Voorts dient de resocialisatie van klager een belangrijke rol te spelen, gelet op klagers einddatum van detentie. De mogelijkheden
in dit kader dienen volledig te worden uitgeput. Bovendien heeft klager inmiddels driemaal verlof genoten op het adres van zijn ouders. Gedurende deze verloven heeft klager zich aan alle voorwaarden gehouden en ook in de p.i. Nieuwegein gedraagt klager
zich overwegend goed.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De politie adviseert negatief ten opzichte van klagers verblijf op het opgegeven verlofadres. Ook de reclassering adviseert negatief in haar advies van 1 december 2015 ten aanzien van de deelname van klager aan een p.p. De directeur van de p.i.
Nieuwegein acht het verlofadres van klager voor algemene verloven wel verantwoord, maar adviseert in zijn selectieadvies van 8 januari 2016 negatief ten aanzien van de deelname van klager aan een p.p. aldaar. De politie acht de kans op recidive hoog
als
hij op het adres van zijn ouders blijft wonen. De reclassering geeft ook aan dat er een hoog recidiverisico en een hoog risico op het onttrekken aan de voorwaarden aanwezig is bij klager. Sinds 2008 is klager regelmatig met justitie in aanraking
geweest
en is een patroon van vermogensdelicten zichtbaar. Eerdere hulpverleningstrajecten hebben niet tot recidivevermindering geleid. Klagers risicovolle contacten in combinatie met de keuzes die hij daarin maakt zijn volgens de reclassering de belangrijkste
risicofactoren. Bovendien is bij klagers veroordeling in eerste aanleg de bijzondere voorwaarde opgelegd dat klager tijdens het voorwaardelijke gedeelte van zijn straf onder begeleiding dient te staan van Exodus. Omdat klager weigert hier aan mee te
werken, heeft de reclassering een mogelijke deelname aan een p.p. niet verder uitgewerkt en zet zij in op een verblijf bij Exodus in Utrecht.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Pm zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.2 Uit het reclasseringsadvies van 1 december 2015 volgt dat het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden van een p.p. als hoog wordt ingeschat. Daarnaast wordt ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres
negatief geadviseerd door de politie omdat klagers broer, die nog steeds als verdachte wordt gezien met betrekking tot verschillende woninginbraken, woonachtig is op het verlofadres. Voorts wordt het gezag van de ouders van klager, die tevens
woonachtig
zijn op het verlofadres, volgens de politie ondermijnd door klager. Ook zijn veel vrienden van klager, met wie hij bij verdachte situaties werd gezien, woonachtig nabij het verlofadres. Het advies van de reclassering is deels gebaseerd op het advies
van
de politie. De reclassering adviseert negatief ten aanzien van deelname aan een p.p. voor zover klager het p.p. op het opgegeven verlofadres wil doorlopen gelet op de thuissituatie. De reclassering merkt op dat klager in een eerder stadium is aangemeld
bij Exodus en aldaar terecht kan. Indien hij gebruik wenst te maken van deze mogelijkheid geeft de reclassering aan wel positief te kunnen adviseren ten aanzien van deelname aan een p.p. Gezien het voorgaande overweegt de beroepscommissie dat de op de
onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van de Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 30 maart 2016
secretaris voorzitter