Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0747/SGA, 8 maart 2016, schorsing
Uitspraakdatum:08-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/747/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 8 maart 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 4 maart 2016, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met televisie, ingaande op 4 maart 2016 om 15.45 uur en eindigende op 14 maart 2016 om 15.45 uur, wegens een positieve score bij een urinecontrole op het gebruik van cocaïne en
cannabis, ook na herhalingsonderzoek.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 8 maart 2016. De voorzitter begrijpt uit de reactie van de secretaris van de beklagcommissie bij genoemde locatie dat het schorsingsverzoek als klacht is
ingeboekt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker bij een urinecontrole van 24 februari 2016 en bij het daaropvolgende herhalingsonderzoek positief heeft gescoord op het gebruik van cannabis en cocaïne. Dit gedrag wordt
door
verzoeker in het schorsingsverzoek ook niet ontkend. Voor zover door verzoeker is aangevoerd dat het verslag niet binnen 24 uur na de aanzegging daarvan is afgehandeld door de directeur overweegt de voorzitter dat het verslag dateert van 3 maart 2016
omstreeks 09.30 uur en dat dit verslag vervolgens op 4 maart 2016 omstreeks 15.45 uur is afgehandeld. Op grond van artikel 50, tweede lid, van de Pbw, handelt de directeur het verslag af zo spoedig mogelijk nadat hem dit verslag is gedaan. Zoals de
beroepscommissie eerder heeft overwogen, houdt ‘zo spoedig mogelijk’ als bedoeld in voormeld artikellid in beginsel in ‘binnen 24 uur’. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan vooralsnog inderdaad niet worden gezegd dat die beslissing zo
spoedig mogelijk aan verzoeker is uitgereikt. De vraag is evenwel of dat niet onverwijld uitreiken in dit geval, daarbij rekening houdende met alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, moet leiden tot een schorsing van de tenuitvoerlegging
van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval en bestaat er, ondanks voormeld vormverzuim, geen grond om tot schorsing van de gewraakte beslissing van de directeur over te gaan. Het verzoek moet derhalve worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 8 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven