Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/717/GV, 29 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/717/GV

betreft: [klager] datum: 29 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.A. Bouw, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 februari 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit de brief van klagers nichtje, de dochter van zijn overleden broer, blijkt volgens klager wel degelijk de noodzaak van zijn aanwezigheid bij het uitstrooien van de as van
zijn
overleden broer. Klager is de enige die de exacte plek kan aanwijzen waar zijn overleden broer wilde dat zijn as wordt uitgestrooid. Voorts is klager van mening dat onvoldoende belang is gehecht aan het feit dat hij de crematie van zijn broer niet
heeft
kunnen bijwonen. Klager had toestemming de inrichting te verlaten voor het bijwonen van de crematie, maar twee dagen voor de crematie heeft de inrichting laten weten dat de Dienst Vervoer en Ondersteuning de begeleiding om veiligheidsredenen niet zou
kunnen uitvoeren. Het heeft er volgens klager echter alle schijn van dat de benodigde begeleiding destijds was gebaseerd op foutieve informatie vermeld in het penitentiair dossier, omtrent het strafbare feit in verband waarmee klager is gedetineerd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Slechts in zeer bijzondere gevallen is het verlenen van incidenteel verlof mogelijk. Bij indiening van een verzoek dient te worden aangetoond of
aannemelijk te worden gemaakt dat het verlenen van incidenteel verlof absoluut noodzakelijk is. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor het uitstrooien van de as van zijn overleden broer. De Staatssecretaris is van mening dat dit geen
gebeurtenis in de persoonlijke levenssfeer betreft waarbij klagers aanwezigheid noodzakelijk is. Onvoldoende wordt aangetoond dat klager de enige is die de plek kan aangeven waar de as dient te worden uitgestrooid. Ook is niet duidelijk geworden waarom
de as niet kan worden uitgestrooid op een later moment, wanneer klager er wel bij kan zijn. Het uitstrooien van de as zou bijvoorbeeld kunnen plaatsvinden tijdens een regimair verlof of na klagers detentie. Het is triest dat klager de crematie van zijn
broer niet heeft kunnen bijwonen. Hij heeft echter wel afscheid kunnen nemen toen zijn broer nog leefde.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijftien jaar en zes maanden, met aftrek, wegens het medeplegen van moord en doodslag en het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De einddatum van klagers detentie is thans
gesteld
op 4 augustus 2017.

Op grond van artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In de artikelen 23 tot en met 31 van de
Regeling
staat een aantal gevallen vermeld waarvoor incidenteel verlof verleend kan worden. De beroepscommissie merkt allereerst op dat dit geen uitputtende opsomming is maar dat ook andere gevallen aanleiding kunnen geven voor het verlenen van incidenteel
verlof.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof op 27 en 28 februari 2016 ten einde samen met zijn familie de as van zijn overleden broer te kunnen uitstrooien. De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken van een gebeurtenis in
de persoonlijke sfeer waarbij klagers aanwezigheid noodzakelijk is. Als klager aanwezig wil zijn bij het uitstrooien van de as, kan het uitstrooien ook op een later moment plaatsvinden, bijvoorbeeld tijdens een toekomstig regimair verlof. Het beroep
zal
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 maart 2016

secretaris voorzitter

Naar boven