Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4089/GA, 24 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4089/GA

betreft: [klager] datum: 24 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wever, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 november 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2016, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw M. Wever, gehoord.
De directeur van de p.i. Groot Alphen heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel met ingang van 8 september 2015, omdat klager heeft geweigerd deel te nemen aan de arbeid en hij het personeel heeft beledigd;
b. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel met ingang van 15 september 2015 in verband met het te laat verschijnen voor de arbeid, het aannemen van een opstandige houding naar het personeel en
het
veroorzaken van een situatie die door het personeel als dreigend is ervaren en werkweigering en
c. de beslissing van 28 september 2015 tot degradatie van klager naar het basisprogramma.

De beklagcommissie heeft het beklag onder c. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft niet geoordeeld over het beklag onder a. en b.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Primair stelt klager zich op het standpunt dat de disciplinaire straffen ten onrechte zijn opgelegd en de degradatie ook niet
aan
hem is toe te rekenen. Subsidiair stelt klager zich op het standpunt dat de opgelegde straffen en de beslissing tot degradatie disproportioneel zijn. Klager heeft niet geweigerd deel te nemen aan de arbeid. Hij kan niet werken vanwege zijn allergie
voor
stof en heeft dit ook op beide dagen aan het personeel laten weten. Het personeel had klager dan ook niet mogen opdragen aan de arbeid deel te nemen. De directeur had bij de medische dienst navraag moeten doen. Daarnaast is hij arbeidsongeschikt
verklaard op psychische gronden. Er is sprake geweest van tegenstrijdige berichtgeving. De ene inrichtingsarts zei tegen klager dat hij niet arbeidsongeschikt was en volgens de andere arts was hij dit wel. Uit het medisch dossier blijkt in ieder geval
dat klager sinds 11 februari 2015 tot het einde van zijn detentie arbeidsongeschikt is verklaard op psychische gronden. Toen klager in het h.v.b. verbleef, heeft hij even gewerkt. Hij is echter, nadat bij hem bloed was afgenomen en getest,
arbeidsongeschikt verklaard. Hij kreeg in het h.v.b. tachtig procent van zijn loon uitbetaald. De directeur had hier navraag naar moeten doen. In de gevangenis moest klager wel ineens weer werken. In augustus 2015 is hij opnieuw gekeurd. In september
2015 is hij alsnog arbeidsongeschikt verklaard. Klager is niet opstandig geweest naar het personeel toe. Hij heeft alleen geprobeerd uit te leggen dat hij arbeidsongeschikt is. Hij betwist een dreigende houding te hebben aangenomen. Lange tijd is aan
klager beloofd dat hij in de keuken zou mogen werken, maar hier is uiteindelijk niets van terecht gekomen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur heeft navraag gedaan bij het plaatsvervangend hoofd zorg. De directeur verwijst naar een chronologisch
overzicht. Uit dit overzicht blijkt volgens de directeur dat pas op 22 september 2015 is besloten om klager arbeidsongeschikt te verklaren op psychische gronden. Op dat moment heeft hierover ook communicatie plaatsgevonden richting de overige
disciplines. Ten tijde van de oplegging van de disciplinaire straffen op 8 en 15 september 2015 was klager dan ook niet arbeidsongeschikt en derhalve verplicht om arbeid te verrichten. De genomen beslissingen zijn daarom naar de mening van de directeur
redelijk en billijk.

3. De beoordeling
a. en b.
De beklagcommissie heeft niet geoordeeld over het beklag onder a. en b. De beroepscommissie zal deze onderdelen van het beklag om proceseconomische redenen in eerste en enige aanleg afdoen.

Het beklag onder a. richt zich tegen een disciplinaire straf opgelegd op 8 september 2015. De schriftelijke mededeling is op 9 september 2015 aan klager uitgereikt. Het klaagschrift dateert van 30 september 2015.
Het beklag onder b. richt zicht tegen een op 15 september 2015 opgelegde disciplinaire straf. De schriftelijke mededeling is op 16 september 2015 aan klager uitgereikt. Het klaagschrift dateert ook van 30 september 2015.

Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient het klaagschrift uiterlijk te worden ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze
termijn
ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. De beroepscommissie stelt vast dat klager het beklag onder a. en b. niet tijdig heeft ingediend. Van
omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de overschrijding van de beklagtermijn klager niet kan worden aangerekend, is niet gebleken. De beroepscommissie zal klager derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag onder a. en b.

c.
Uit klagers medisch dossier volgt dat klager regelmatig met de medische dienst gesproken heeft over zijn geschiktheid voor het verrichten van arbeid. De beroepscommissie stelt vast dat sprake is van tegenstrijdigheden in het medisch dossier. Zo is in
het medisch dossier op 12 augustus 2015 vermeld dat de medische dienst door de arbeid is gebeld dat klager arbeidsongeschikt zou zijn. Klager is volgens de medische dienst echter niet arbeidsongeschikt. Op 3 september 2015 is vermeld dat de
arbeidszalen
die volgens de arbeid stofvrij zijn, beoordeeld moeten worden. Op 14 september 2015 is in het medisch dossier vermeld dat klager alleen in de keuken wil werken en vanuit het PMO is besloten om dit advies af te geven. Onder “Episodes” is echter vermeld
dat klager arbeidsongeschikt is op psychologische gronden tot het einde van zijn detentie. Hier staat een begindatum 11 februari 2015 bij vermeld.

Nu onweersproken is dat klager in de vorige inrichting van verblijf arbeidsongeschikt was verklaard, had de directeur – zoals eerder is overwogen in RSJ 8 april 2014, 13/4083/GA – zich er van dienen te vergewissen dat voldoende onderzoek is verricht om
een verklaring over klagers arbeidsgeschiktheid af te geven. Verwacht mag worden dat wordt aangegeven waarom wordt afgeweken van het oordeel in de vorige inrichting van verblijf waar klager wel arbeidsongeschikt is verklaard. Niet gebleken is dat de
directeur hier ten aanzien van klager aan heeft voldaan. Het voorgaande in aanmerking genomen en in aanmerking genomen de tegenstrijdige vermeldingen in het medisch dossier, is de beroepscommissie van oordeel dat klager onder deze omstandigheden niet
verweten kan worden werk te hebben geweigerd. Hieruit volgt dat de beslissing tot terugplaatsing van klager in het basisprogramma als gevolg van de opgelegde disciplinaire straffen als vermeld onder a. en b. als onredelijk en onbillijk dient te worden
aangemerkt.

Gelet op het voorgaande zal het beroep ten aanzien van c. gegrond worden verklaard, zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en zal het beklag in zoverre alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden
toegekend van € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag onder a. en b.

De beroepscommissie verklaart het beroep onder c. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 24 maart 2016

secretaris voorzitter

Naar boven