Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0246/GV, 18 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/246/GV

betreft: [klager] datum: 18 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Gijsen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 januari 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing gaat uit van onjuiste gegevens en stigmatiserende conclusies. De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.), de verlofcommissie en het Openbaar Ministerie hebben positief geadviseerd. De afwijzende beslissing is
onvoldoende
gemotiveerd. Zo is gesteld noch onderbouwd welke de concrete risico’s zouden zijn van een kortdurend verlof. Zonder nadere toelichting blijkt niet dat er een belangenafweging is gemaakt. Het is onvoldoende onderbouwd waarom het opleggen van
elektronisch
toezicht als bijzondere voorwaarde onvoldoende waarborg kan bieden voor een ongestoord verlof. Bij andere gedetineerden met een vergelijkbare veroordeling zou het verlofverzoek worden toegewezen. De afwijzing heeft kennelijk te maken met klagers
kwalificatie als “onaantastbare”. Deze kwalificatie is juridisch gezien nergens op gebaseerd, discriminerend, diffamerend en ernstig stigmatiserend. Bovendien is deze kwalificatie in het kader van de strafzaak onjuist gebleken. Klager is veroordeeld
voor 12 feiten en dat is aanmerkelijk minder dan de 25 feiten waarvan wordt uitgegaan. Klager heeft vanaf het begin van zijn detentie, begin juli 2014, aangetoond dat hij een positieve wending aan zijn leven wil geven. Klager heeft betalingsregelingen
getroffen voor oude boetes en zelfs op eigen kosten de reclassering ingeschakeld om onder meer zichzelf te laten begeleiden. Het is onjuist dat geen start is gemaakt met interventies die moeten leiden tot recidiveverlaging. Het is ook niet aan klager
te
wijten dat de gevolgde interventies nog niet voldoende concreet zijn. Bovendien zijn de medeverdachten in de strafzaak uit voorlopige hechtenis geschorst of mogen zij hun vervolging in vrijheid afwachten. Klager wil zijn beroep mondeling toelichten en
getuigen van het veiligheidshuis en reclassering laten horen of adviseren. Tevens wordt verwezen naar jurisprudentie.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Recent is er een geactualiseerd re-integratieplan opgesteld door de reclassering. Hieruit blijkt nog steeds van een hoog recidiverisico en een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden. Klager is zeer beïnvloedbaar en geeft zelf ook aan
professionele hulp nodig te hebben. Tijdens een algemeen verlof vindt er geen begeleiding plaats. Daarom is het onwenselijk dat er op dit moment een verlofmoment plaatsvindt. Het is zeer wenselijk dat klager bij vrijheden, buiten Maastricht, wordt
begeleid. De risico’s bij een verlofmoment worden onaanvaardbaar hoog geacht. Een verlofmoment is niet in het belang van klager. Het toepassen van bijzondere voorwaarden perkt deze risico’s onvoldoende of niet in. Te zijner tijd kan er kan worden
ingestoken op een penitentiair programma (p.p.). Echter, een p.p. kan via Exodus pas ingaan in juni 2016. Mogelijk kan klager eerder geplaatst worden in Exodus. De directeur van de p.i. Limburg-Zuid van de locatie Sittard zal hierop gewezen worden.
Klager valt onder de categorie “onaantastbaren” van de gemeente Maastricht. Dit betekent dat de gemeente hem wil huisvesten buiten Maastricht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Sittard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits klager wordt aangesloten op GPS.
De reclassering adviseert om klager in aanmerking te laten komen voor Terugdringen Recidive (TR) en een p.p. met de bijzondere voorwaarden meldplicht, gedragsinterventies en meewerken aan een begeleide woonvorm en de aanpak “onaantastbaren”. Dit is een
speciale aanpak van diverse instanties onder regie van de gemeente Maastricht van een groep notoire overlastgevers.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Maastricht heeft aangegeven dat er geen voorwaarden opgelegd hoeven te worden en adviseert positief.
De politie heeft ten aanzien van het verlofadres meegedeeld dat er geen antecedenten bekend zijn.

3. De beoordeling
Namens klager is aangegeven dat klager het beroep mondeling wil toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich bovendien voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
Namens klager is verzocht om medewerkers van het veiligheidshuis c.q. reclassering nader te laten adviseren of te laten horen als getuigen. De beroepscommissie overweegt dat zij zich voldoende voorgelicht acht door de inhoud van de stukken van het
veiligheidshuis en de reclassering. Het verzoek om getuigen te horen of nader te laten adviseren zal daarom ook worden afgewezen.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – gekwalificeerde diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 31 januari 2017. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste
verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

De reclassering heeft geadviseerd om klager in aanmerking te laten komen voor TR en een p.p. met bijzondere voorwaarden, maar het is onvoldoende duidelijk waarom hiermee – of met andere re-integratie-activiteiten – nog niet is gestart. In ieder geval
kan dit gegeven klager niet worden tegengeworpen. Gezien de inhoud van de overige positieve adviezen, is onvoldoende gemotiveerd waarom de risico’s van een verlof niet kunnen worden ondervangen door het verbinden van één of meer bijzondere voorwaarden
daaraan. Nu klager mogelijk eerder dan juni 2016 met een p.p. kan starten, is eens te minder duidelijk waarom klager niet, al dan niet daarop vooruitlopend, met verlof zou kunnen gaan. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dient de
afwijzende beslissing als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Het beroep is daarom gegrond. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming
toe te kennen. Zij beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter
mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven