Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3358/GA, 21 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.



 

 

 

nummer:   16/3358/GA

 

betreft:     [klager]                                                                         datum: 21 december 2016

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.S.S. Overes, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 september 2016 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PCC) Scheveningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door een kantoorgenote van zijn raadsvrouw,
mr. R.G.M. Rijkhoff, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Scheveningen, en […], behandelend psychiater van klager.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.  De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 29 september 2016, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw, voor de duur van drie maanden.
 

2.  De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Er is geen sprake van een gevaar dat klager met zijn gedrag agressie van anderen zal oproepen, hij een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen dan wel dat sprake is van een gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Uit het advies van de behandelend psychiater komt niet naar voren dat een van voornoemde gevaren zich heeft voorgedaan dan wel dat er een reële kans bestaat dat een van de gevaren zich zal voordoen. Een dreigement richting een medegedetineerde is onvoldoende. De directeur heeft geen (uittreksel van het) behandelplan overgelegd. Klager geeft ter zitting van de beroepscommissie desgevraagd aan dat hij er voor openstaat dat het behandelplan aan de beroepscommissie wordt verstrekt. Klager heeft last van bijwerkingen van de medicatie, namelijk erectieproblemen.

Door en namens de directeur is de bestreden beslissing als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Er bestaat een causaal verband tussen de stoornis en het gevaar.
Klager heeft in het verleden meerdere dreigementen geuit richting personeel. Toen is
b-dwangbehandeling toegepast. Hij heeft ook daarna op de crisisafdeling dreigementen richting personeel geuit. Medio dit jaar heeft klager tegen een medegedetineerde gezegd dat klager hem zou doden als klager hem zou zien. Met het maken van boobytraps wordt bedoeld dat klager een eigen alarmsysteem in zijn verblijfsruimte heeft gemaakt door een blikje op de deurhendel te plaatsen en een stoel of prullenbak tegen de deur te zetten.
De directeur geeft ter zitting van de beroepscommissie desgevraagd aan dat hij geen
(uittreksel van het) behandelplan aan de beroepscommissie zal overleggen vanwege het medisch beroepsgeheim. De directeur heeft klager dan ook niet om toestemming gevraagd.  
De niet bij de behandeling betrokken psychiater is niet werkzaam bij het PPC Scheveningen en heeft geen contact met de behandelend psychiater van klager.
 

3. De beoordeling
Op grond van artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw vindt als uiterste middel geneeskundige behandeling plaats voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens de gedetineerde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (a-dwangbehandeling).

In artikel 46a van de Pbw is omschreven wat onder ‘gevaar’ in vorenbedoelde zin wordt verstaan:
“(…)

2. gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit: a. het gevaar dat de gedetineerde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen; b. het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander; c. het gevaar dat de gedetineerde een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen;

(…).”
Uit de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing en de verklaringen van de behandelend psychiater en de niet bij de behandeling betrokken psychiater komt ten aanzien van het gevaar het volgende naar voren. Er bestaat gevaar voor een plotselinge uitbarsting van agressie en fysiek geweld richting personeel en medegedetineerden. In april 2016 is b-dwangbehandeling toegepast vanwege verbale agressie richting personeel. Klager heeft medio 2016 tegen een medegedetineerde gezegd dat klager hem zal doden als klager hem ziet. Klager heeft een eigen alarmsysteem in zijn verblijfsruimte gemaakt door een blikje op de deurhendel te plaatsen en een stoel of prullenbak tegen de deur te zetten. Tegenspraak van behandelaren wordt niet goed geduld en met geschreeuw en stemverheffing teniet gedaan.

De beroepscommissie is van oordeel dat uit de verstrekte informatie onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager een gevaar veroorzaakt voor anderen zoals bedoeld in artikel 46a, tweede lid, van de Pbw. Weliswaar is het de beroepscommissie duidelijk dat klager zich verbaal agressief heeft uitgelaten, echter geen nadere informatie wordt verschaft over de frequentie, de wijze, de aard/intensiteit en de context waarbinnen klager deze uitlatingen heeft gedaan. Zo blijkt uit de verstrekte informatie noch het verhandelde ter zitting onder welke omstandigheden klager de bedreiging richting de medegedetineerde heeft geuit. Evenmin wordt in de stukken de verbale agressie van klager richting personeel geconcretiseerd. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de feiten en omstandigheden waarop het gevaar wordt gebaseerd onvoldoende zijn geconcretiseerd in de door de directeur overgelegde informatie. Dit klemt des te meer, nu de directeur geen (uittreksel van het) behandelplan heeft overgelegd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij acht termen aanwezig om klager een tegemoetkoming toe te kennen en zij zal deze vaststellen op € 50,=.
 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.


 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 21 december 2016

                                                            

 

                     secretaris                                                           voorzitter

Naar boven