Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3008/GA, 21 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

 

 

nummer:   16/3008/GA

 

betreft:     [klager]                                                                         datum: 21 december 2016

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.C. Reehuis, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 augustus 2016 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex Zaanstad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.C. Reehuis, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het Justitieel Complex Zaanstad. Als toehoorder was aanwezig […], lid van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 30 augustus 2016, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.
 

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager betwist de gestelde psychiatrische problematiek. Uit de stukken komt naar voren dat klager zou zijn gediagnosticeerd met schizofrenie, type paranoïde. Dit is echter niet ondubbelzinnig gebleken tijdens klagers verblijf in het Pieter Baan Centrum.
Klager heeft na zijn aanhouding op het politiebureau gepoogd zelfmoord te plegen. Hij is om die reden, en niet vanwege een stoornis, geplaatst in het Pieter Baan Centrum.
Er is geen sprake van gevaar. Klager heeft zijn intercom al maanden niet meer met tandpasta ingesmeerd. Hij ziet er verzorgd uit. Hij ondervond halverwege augustus 2016 veel stress vanwege zijn strafzaak. Het opruimen van zijn cel had geen prioriteit. Het gevaar is niet geconcretiseerd. Verwezen wordt naar RSJ 10 mei 2016, 16/0910/GA.
Klager moest elke dag medicatie innemen. Hij nam de medicatie alleen in als een personeelslid daarop controle uitoefende. Er is niet elke dag gecontroleerd. Klager weet desgevraagd niet hoe vaak gemiddeld in de week hij de medicatie niet heeft ingenomen. Klagers raadsvrouw geeft aan dat zij weet dat klager vaker niet dan wel zijn medicatie heeft ingenomen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat het beter gaat met klager sinds hij dwangmedicatie toegediend krijgt.
De niet bij de behandeling betrokken psychiater heeft geen gedegen onderzoek verricht, omdat die psychiater maar tien minuten met klager heeft gesproken.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Er is bij klager sprake van schizofrenie, type paranoïde.
Er is sprake van gevaar dat klager maatschappelijk te gronde gaat en gevaar dat hij zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen. Klagers cel is vaak ernstig vervuild. Hij heeft veel begeleiding nodig bij het redelijk netjes houden van zichzelf en zijn omgeving. Klager ligt veel in bed. Hij komt zijn cel niet meer uit. Hij heeft lange tijd zijn dag- en nachtritme omgedraaid. Voorts is sprake van gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen. In klagers cel zijn overal uitgedrukte sigaretten aangetroffen.
Niet kan worden vastgesteld dat klager zijn medicatie lange tijd niet heeft ingenomen. Daarvoor zou bloedonderzoek moeten plaatsvinden. Er hoeft geen terugval plaats te vinden als klager zijn medicatie twee dagen niet inneemt.   
In het behandelplan is voorzien in de mogelijkheid tot toepassing van a-dwangbehandeling. Het advies van de behandelend psychiater is tevens een uittreksel van het behandelplan. Beide psychiaters zijn professionals. De directeur gaat uit van de juistheid van hun adviezen. De niet bij de behandeling betrokken psychiater is niet werkzaam bij het PPC van het Justitieel Complex Zaanstad.
 

3. De beoordeling
In eerdere uitspraken (waaronder RSJ 10 oktober 2016, 16/1965/GA) heeft de beroepscommissie opgesomd (onder a. tot en met g.) welke informatie aan haar dient te worden verstrekt ten behoeve van haar beoordeling van een bestreden directeursbeslissing tot het toepassen van a-dwangbehandeling. Die informatie moet staan in een aan de beroepscommissie toe te zenden (uittreksel van het) behandelplan, dan wel in andere overgelegde stukken.

De behandelend psychiater heeft op 11 augustus 2016 een advies aan de directeur uitgebracht. De directeur heeft aangevoerd dat het advies aan de directeur tevens een uittreksel van het behandelplan is. Zoals de beroepscommissie eerder heeft bepaald, kan een advies aan de directeur niet gelijk worden gesteld aan een behandelplan.
De beroepscommissie ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of met de door de directeur overgelegde informatie voldoende is komen vast te staan of voldaan is aan de (wettelijke) vereisten voor toepassing van a-dwangbehandeling. De beroepscommissie beantwoordt deze vraag bevestigend.

Uit de verklaringen van de behandelend psychiater en de niet bij de behandeling betrokken psychiater komt het volgende naar voren. In het behandelplan is voorzien in de mogelijkheid tot toepassing van a-dwangbehandeling. Bij klager is sprake van schizofrenie, type paranoïde. Er is sprake van gevaar dat klager maatschappelijk te gronde gaat en zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen. Klagers cel is vaak ernstig vervuild. Kortgeleden heeft een schoonmaakploeg zijn cel moeten reinigen. Overal lagen etensresten. Bepaalde kledingstukken waren dusdanig vies dat deze niet meer gewassen konden worden en zijn weggegooid. Klager komt zijn cel niet meer uit. Hij maakt een sterk in zichzelf gekeerde indruk. Voorts is sprake van gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen. In klagers cel zijn overal uitgedrukte sigarettenpeuken aangetroffen. Klager heeft tijdens een eerder verblijf in een Extra Zorgvoorziening (EZV) brand gesticht op cel. Voormelde gevaren komen voort uit psychotische belevingen. Toepassing van a-dwangbehandeling is de enige manier om het gevaar af te wenden. Er wordt getwijfeld over de medicatietrouwheid van klager. Met hem is vaak gesproken over de noodzaak van het innemen van medicatie, maar dit is niet afdoende geweest. Gebleken is dat klagers toestandsbeeld verbetert als hij medicatie inneemt.

De beroepscommissie volgt het betoog van klagers raadsvrouw dat de niet bij de behandeling betrokken psychiater geen gedegen onderzoek heeft verricht niet, nu het binnen de competentie van een psychiater valt te bepalen hoeveel tijd nodig is voor het opstellen van een advies aan de directeur inzake een dwangbehandeling.

Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie aannemelijk dat klager een psychiatrische stoornis heeft en dat hij vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Daarbij overweegt de beroepscommissie dat klager zijn stelling, dat de vervuiling van zijn cel niet in relatie stond tot zijn stoornis maar het gevolg was van stress in verband met zijn strafzaak, niet aannemelijk heeft gemaakt. Voorts is de beroepscommissie van oordeel dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw voor de duur van drie maanden toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 21 december 2016

                                                  

 

                     secretaris                                                           voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

nummer:   16/3008/GA

 

betreft:     [klager]                                                                         datum: 21 december 2016

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.C. Reehuis, namens

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een op 30 augustus 2016 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex Zaanstad,
 

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.C. Reehuis, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het Justitieel Complex Zaanstad. Als toehoorder was aanwezig […], lid van de Raad.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

  1. De inhoud van de bestreden beslissing
    Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 30 augustus 2016, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.
     

  2. De standpunten van klager en de directeur
    Door en namens klager is het beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager betwist de gestelde psychiatrische problematiek. Uit de stukken komt naar voren dat klager zou zijn gediagnosticeerd met schizofrenie, type paranoïde. Dit is echter niet ondubbelzinnig gebleken tijdens klagers verblijf in het Pieter Baan Centrum.
    Klager heeft na zijn aanhouding op het politiebureau gepoogd zelfmoord te plegen. Hij is om die reden, en niet vanwege een stoornis, geplaatst in het Pieter Baan Centrum.
    Er is geen sprake van gevaar. Klager heeft zijn intercom al maanden niet meer met tandpasta ingesmeerd. Hij ziet er verzorgd uit. Hij ondervond halverwege augustus 2016 veel stress vanwege zijn strafzaak. Het opruimen van zijn cel had geen prioriteit. Het gevaar is niet geconcretiseerd. Verwezen wordt naar RSJ 10 mei 2016, 16/0910/GA.
    Klager moest elke dag medicatie innemen. Hij nam de medicatie alleen in als een personeelslid daarop controle uitoefende. Er is niet elke dag gecontroleerd. Klager weet desgevraagd niet hoe vaak gemiddeld in de week hij de medicatie niet heeft ingenomen. Klagers raadsvrouw geeft aan dat zij weet dat klager vaker niet dan wel zijn medicatie heeft ingenomen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat het beter gaat met klager sinds hij dwangmedicatie toegediend krijgt.
    De niet bij de behandeling betrokken psychiater heeft geen gedegen onderzoek verricht, omdat die psychiater maar tien minuten met klager heeft gesproken.

    De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Er is bij klager sprake van schizofrenie, type paranoïde.
    Er is sprake van gevaar dat klager maatschappelijk te gronde gaat en gevaar dat hij zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen. Klagers cel is vaak ernstig vervuild. Hij heeft veel begeleiding nodig bij het redelijk netjes houden van zichzelf en zijn omgeving. Klager ligt veel in bed. Hij komt zijn cel niet meer uit. Hij heeft lange tijd zijn dag- en nachtritme omgedraaid. Voorts is sprake van gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen. In klagers cel zijn overal uitgedrukte sigaretten aangetroffen.
    Niet kan worden vastgesteld dat klager zijn medicatie lange tijd niet heeft ingenomen. Daarvoor zou bloedonderzoek moeten plaatsvinden. Er hoeft geen terugval plaats te vinden als klager zijn medicatie twee dagen niet inneemt.   
    In het behandelplan is voorzien in de mogelijkheid tot toepassing van a-dwangbehandeling. Het advies van de behandelend psychiater is tevens een uittreksel van het behandelplan. Beide psychiaters zijn professionals. De directeur gaat uit van de juistheid van hun adviezen. De niet bij de behandeling betrokken psychiater is niet werkzaam bij het PPC van het Justitieel Complex Zaanstad.
     

  1. De beoordeling
    In eerdere uitspraken (waaronder RSJ 10 oktober 2016, 16/1965/GA) heeft de beroepscommissie opgesomd (onder a. tot en met g.) welke informatie aan haar dient te worden verstrekt ten behoeve van haar beoordeling van een bestreden directeursbeslissing tot het toepassen van a-dwangbehandeling. Die informatie moet staan in een aan de beroepscommissie toe te zenden (uittreksel van het) behandelplan, dan wel in andere overgelegde stukken.

    De behandelend psychiater heeft op 11 augustus 2016 een advies aan de directeur uitgebracht. De directeur heeft aangevoerd dat het advies aan de directeur tevens een uittreksel van het behandelplan is. Zoals de beroepscommissie eerder heeft bepaald, kan een advies aan de directeur niet gelijk worden gesteld aan een behandelplan.
    De beroepscommissie ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of met de door de directeur overgelegde informatie voldoende is komen vast te staan of voldaan is aan de (wettelijke) vereisten voor toepassing van a-dwangbehandeling. De beroepscommissie beantwoordt deze vraag bevestigend.

    Uit de verklaringen van de behandelend psychiater en de niet bij de behandeling betrokken psychiater komt het volgende naar voren. In het behandelplan is voorzien in de mogelijkheid tot toepassing van a-dwangbehandeling. Bij klager is sprake van schizofrenie, type paranoïde. Er is sprake van gevaar dat klager maatschappelijk te gronde gaat en zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen. Klagers cel is vaak ernstig vervuild. Kortgeleden heeft een schoonmaakploeg zijn cel moeten reinigen. Overal lagen etensresten. Bepaalde kledingstukken waren dusdanig vies dat deze niet meer gewassen konden worden en zijn weggegooid. Klager komt zijn cel niet meer uit. Hij maakt een sterk in zichzelf gekeerde indruk. Voorts is sprake van gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen. In klagers cel zijn overal uitgedrukte sigarettenpeuken aangetroffen. Klager heeft tijdens een eerder verblijf in een Extra Zorgvoorziening (EZV) brand gesticht op cel. Voormelde gevaren komen voort uit psychotische belevingen. Toepassing van a-dwangbehandeling is de enige manier om het gevaar af te wenden. Er wordt getwijfeld over de medicatietrouwheid van klager. Met hem is vaak gesproken over de noodzaak van het innemen van medicatie, maar dit is niet afdoende geweest. Gebleken is dat klagers toestandsbeeld verbetert als hij medicatie inneemt.

    De beroepscommissie volgt het betoog van klagers raadsvrouw dat de niet bij de behandeling betrokken psychiater geen gedegen onderzoek heeft verricht niet, nu het binnen de competentie van een psychiater valt te bepalen hoeveel tijd nodig is voor het opstellen van een advies aan de directeur inzake een dwangbehandeling.

    Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie aannemelijk dat klager een psychiatrische stoornis heeft en dat hij vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Daarbij overweegt de beroepscommissie dat klager zijn stelling, dat de vervuiling van zijn cel niet in relatie stond tot zijn stoornis maar het gevolg was van stress in verband met zijn strafzaak, niet aannemelijk heeft gemaakt. Voorts is de beroepscommissie van oordeel dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw voor de duur van drie maanden toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

 

 

     
  1. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

     

     

    Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
    mr. R. Boerhof, secretaris, op 21 december 2016

                                                      

     

                         secretaris                                                           voorzitter

     

     

     

     

     

Naar boven