Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3855/GA, 7 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3855/GA

betreft: [klager] datum: 7 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.C. van Bunnik, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 oktober 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 februari 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, is
[...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almere, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De raadsvrouw van klager heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en daarbij verzocht om
de behandeling van het beroep aan te houden. Ter zitting heeft de voorzitter van de beroepscommissie meegedeeld dat van het verhandelde een verslag zal worden opgemaakt. De raadsvouw zal in de gelegenheid worden gesteld hierop schriftelijk te reageren.
Op 7 maart 2016 is het verslag naar de raadsvrouw verstuurd. Zij heeft gereageerd op 14 maart 2016.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Klager is door de beklagcommissie niet voldoende gelegenheid geboden zijn aanwezigheidsrecht uit te oefenen. Deze situatie heeft zich herhaald op 7 maart jl. Klager is hierdoor in zijn aanwezigheidsrecht geschaad en de uitspraak van de beklagcommissie
moet daarom worden vernietigd. Primair wordt verzocht de zaak terug te verwijzen. Subsidiair wordt aangevoerd dat de opgelegde straf disproportioneel hoog is. Uit de stukken blijkt onvoldoende van een ongeoorloofde druk die klager zou hebben
uitgeoefend. Een aanvulling of nadere uitleg van de piw-er had in het verschiet gelegen om dit punt enige of meer onderbouwing te geven. Nu dit niet is gebeurd, is de beslissing onvoldoende gemotiveerd. Verzocht wordt om een strafoplegging ten aanzien
van fraude.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft getracht te frauderen bij een urinecontrole. Vervolgens heeft klager geprobeerd de piw-er te weerhouden van de poging tot fraudemelding te maken. Ook op het moment dat de piw-er het rapport schreef. Daarna is zelfs de celgenoot naar de
piw-er gegaan om te vragen geen rapport op te maken. Een gedetineerde mag dit niet vragen aan een piw-er. Hij probeerde hem te beïnvloeden. Die piw-er wordt in verlegenheid gebracht, terwijl die integer moet handelen. Klager heeft de poging tot fraude
niet ontkend. Hiervoor is klager disciplinair gestraft conform het Drugsontmoedigingsbeleid. Voor het proberen te beïnvloeden van een piw-er heeft de directeur reden gezien om klager een hogere straf op te leggen. Dit gedrag kan niet worden toegestaan.

3. De beoordeling
De zitting van de beklagcommissie vond plaats op 14 oktober 2015. Telefonisch is namens de beklagcommissie toegezegd dat de behandeling van het beklag zou plaatsvinden op
16 december 2015, omdat klagers hoger beroep in de strafzaak op dezelfde dag werd behandeld. Het feit dat de beklagzitting – ondanks deze toezegging toch doorgang heeft gevonden op 14 oktober 2015 terwijl klager en zijn raadsvouw niet aanwezig konden
zijn – acht de beroepscommissie niet juist. De beroepscommissie volstaat met de constatering hiervan en ziet geen aanleiding om de zaak terug te verwijzen naar de beklagcommissie mede gezien het belang van proceseconomische redenen. Tevens zijn klager
en zijn raadsvouw in de onderhavige procedure uitgenodigd het beklag mondeling toe te lichten.

Inhoudelijk oordeelt de beroepscommissie als volgt. Op grond van de inhoud van het schriftelijk verslag en het gegeven dat klager bij de rapporteur bleef aandringen geen melding te maken van hetgeen was voorgevallen, kan in ieder geval worden
vastgesteld dat klager gepoogd heeft fraude te plegen bij het uitvoeren van een urinecontrole. Urinecontroles dienen, gelet op het belang voor de gedetineerden dat aan de uitslag moet worden toegekend, strikt volgens de regels, neergelegd in de
Regeling
urinecontrole penitentiaire inrichtingen, te worden uitgevoerd. Het handelen van klager moet dan ook als strafwaardig worden aangemerkt. De directeur kon in redelijkheid beslissen klager een disciplinaire straf op te leggen. De strafoplegging van vijf
dagen opsluiting in een strafcel is conform het Drugsontmoedigingbeleid.

Met betrekking tot de beslissing van de directeur klager drie dagen extra straf op te leggen overweegt de beroepscommissie als volgt. In het schriftelijk verslag van 7 april 2015 staat uitgebreid beschreven dat klager heeft geprobeerd de rapporteur te
beïnvloeden. Dit heeft hij eerst getracht tijdens de aanzegging van het rapport en vervolgens ook tijdens het opmaken ervan. Bovendien is klagers celgenoot hierover nog bij de betreffende piw-er langs geweest.
Piw’ers dienen een verslag naar waarheid op te maken waarbij hun integriteit voorop staat. Het handelen van klager dat ertoe zou leiden dat de piw’er in strijd hiermee zou moeten handelen, levert strafwaardig gedrag op. Het feit dat de directeur
aanleiding heeft gezien drie dagen extra een straf op te leggen, kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden beoordeeld. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven