Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4106/GA, 4 april 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4106/GA

betreft: [klager] datum: 4 april 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

gericht tegen een uitspraak van 17 november 2015 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 maart 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, is
[...], juridisch medewerker bij de p.i. Almere, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers raadsvrouw, mr. S.G.E. Koumans, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover hier aan de orde –:
a. Klagers plaatsing in een verkeerde kliniek c.q. ISD-afdeling;
b. het niet uitkeren van wachtgeld voor de arbeid na terugkomst in de inrichting.

De beklagcommissie heeft beide onderdelen van het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 50 ten aanzien van onderdeel a en een bedrag gelijk aan het niet
uitbetaalde wachtgeld ten aanzien van onderdeel b.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar hetgeen tegenover de beklagcommissie naar voren is gebracht. Aan alle plaatsingen en terugplaatsingen van klager is een goede besluitvorming voorafgegaan. De selectiefunctionaris heeft klager in het kader van de extramurale
plaatsing
in de kliniek geplaatst. Klager kon zich niet verenigen met het regime aldaar en heeft er toen voor gekozen terug te keren naar de inrichting. Klager wilde, toen hij in de kliniek geplaatst werd, zo snel als mogelijk vrijheden toegekend krijgen. Toen
hem die niet werden verleend, wilde hij zo snel als mogelijk terugkeren naar de inrichting.
Met betrekking tot het niet betalen van wachtgeld en de uitspraak daarover door de beklagcommissie, wil de directeur alsnog beroep instellen. Hier is volgens de directeur ook over gesproken met de administratie van de Raad. In de inrichting geldt de
regel dat, als je na een disciplinaire straf van meer dan twee dagen van de arbeid wordt verwijderd, daarna geen wachtgeld uitgekeerd krijgt tijdens het verblijf op de wachtlijst. Door de directeur is de terugkeer uit de kliniek ook als zodanig
aangemerkt. Het is immers aan klager te wijten geweest dat hij geen arbeid meer verrichtte.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager ondergaat een ISD-maatregel en is in dat kader op 10 september 2015 geplaatst bij het Centrum Dubbele Problematiek – Pallier – Parnassiagroep in Den Haag. Die plaatsing geschiedde naar aanleiding van een beslissing van de selectiefunctionaris
van

20 augustus 2015.

De beslissing om een ISD-gedetineerde extramuraal te plaatsen is een exclusieve bevoegdheid van de selectiefunctionaris, waartegen in een afzonderlijke procedure bezwaar en beroep kan worden ingediend. Er is dus hier geen sprake van een beslissing van
de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid, van de Pbw. De beklagcommissie had klager daarom niet mogen ontvangen in zijn klacht. Het beroep van de directeur is daarom gegrond, de uitspraak van de beklagrechter zal ten aanzien van dit
onderdeel van het beklag worden vernietigd en klager zal in zoverre alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn klacht.

Ten aanzien van onderdeel b:
Namens de directeur is ter zitting alsnog beroep ingesteld tegen dit onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie. Nu een beroep moet worden ingesteld binnen zeven dagen na die waarop de uitspraak van de beklagcommissie is gedaan en zulks hier
niet
het geval is, kan de directeur thans niet worden ontvangen in dit onderdeel van het beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag en de bijbehorende tegemoetkomingsbeslissing van € 50,=
en
verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Zij verklaart de directeur voor het overige niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 april 2016.
secretaris voorzitter

Naar boven