Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1119/JA, 11 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1119/JA

 

betreft:               [klager]                datum: 11 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

 

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

 

gericht tegen een uitspraak van 27 maart 2017 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van […], geboren op […], verder te noemen klager,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 juli 2017, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, zijn gehoord namens de directeur […], jurist, en klager gehoord. De directeur zelf […] was eveneens aanwezig.

Klagers raadsman, mr. M.J. Bouwman, was vanwege pech onderweg verhinderd ter zitting te verschijnen.

 

Volgens afspraak is verslag gemaakt van de ter zitting afgelegde verklaringen. Dit verslag is gezonden aan klager en zijn raadsman en zij zijn daarbij in de gelegenheid gesteld binnen tien dagen na dagtekening van dit verslag schriftelijk een nadere reactie op het beroep van de directeur te geven. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt

 

Op 27 juli 2017 heeft de inrichting bewijs met betrekking tot de door haar overgemaakte tegemoetkomingsbedragen toegezonden, dat dezelfde dag ter kennisneming aan klager en zijn raadsman is doorgezonden.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de omstandigheid dat de inrichting zich ten tijde van de klacht niet heeft gehouden aan de uitspraak RSJ 30 juni 2016, 15/4343/JA en 16/969/JA , voor zover daarin is bepaald dat klager een tegemoetkoming van 2x € 10,= toekomt en de in bewaring genomen telefoon dient te worden overgedragen aan de rijks justitiële jeugdinrichting De Hartelborgt teneinde de telefoon in bewaring te nemen dan wel door politie te laten onderzoeken.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van

€ 25,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.            De standpunten van de directeur en klager

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Het is nooit de bedoeling geweest de uitspraak van de beroepscommissie van 30 juni 2016 moedwillig te negeren. De zinsnede in de uitspraak “of alsnog aan de politie kan worden overgedragen voor nader onderzoek” is te vluchtig als losstaande mogelijkheid gelezen, zonder de zin daarvoor – waarin wordt opgedragen de telefoon aan De Hartelborgt over te dragen – volledig te lezen. Hierdoor werd de inrichting bevestigd in haar gedachte dat overdracht van de door haar in beslag genomen telefoon aan de politie door haar moest plaatsvinden. De inrichting had immers de telefoon in beslag genomen omdat klager deze onrechtmatig onder zich had en het is voor De Hartelborgt lastig te beoordelen of de telefoon voor onderzoek aan de politie moet worden overhandigd. Er is onmiddellijk gehandeld nadat op 28 december 2016 duidelijk was geworden dat de uitspraak niet goed was uitgelegd.

Het feit dat de telefoon aanvankelijk aan de politie in plaats van aan De Hartelborgt is overgedragen betekent echter niet dat de klacht daarover gegrond is. Ten eerste is het de vraag of klager in de klacht over de wijze van uiting geven aan een uitspraak van de beroepscommissie kan worden ontvangen binnen het beperkte beklagrecht van de Bjj. Er staan andere wegen open dan het indienen van een klacht, zoals klagers advocaat ook heeft bewandeld, als gevolg waarvan alsnog uitvoering is gegeven aan de uitspraak van de beroepscommissie. Welk recht is geschaad als alsnog gevolg is gegeven aan de bedoelde uitspraak? Ten tweede is het belang aan de klacht komen te ontvallen, omdat ten tijde van de behandeling van de klacht alle tegemoetkomingen waren betaald en de telefoon was overgedragen aan De Hartelborgt. Klager kan ook op die grond niet in de klacht worden ontvangen. Verwezen wordt in dit verband naar een eerdere uitspraak RSJ 3 december 2015, 15/2202/GA, waarin is overwogen dat de desbetreffende klager geen belang meer bij zijn beroep heeft, omdat het beklag is gericht tegen vermissing van klagers camera en de desbetreffende klager inmiddels weer over die camera beschikt. Ten derde klaagt klager over het niet opvolgen van de uitspraak van de beroepscommissie. Tot een bepaalde periode had klager daar gelijk in, maar de beklagcommissie spreekt over het niet tijdig of niet adequaat opvolgen van de uitspraak, waarop de klacht niet ziet. In een cirkelredenering is het dan weer de vraag of klager in de klacht kan worden ontvangen, omdat inmiddels wel aan de uitspraak van de beroepscommissie was voldaan.

De uitspraak van de beroepscommissie is op 15 juli 2016 ontvangen en op 26 september 2016 is een brief van klagers advocaat ontvangen dat er nog geen uitvoering was gegeven aan de uitspraak. In de tussenliggende periode had de inrichting nog niets ondernomen, omdat het vakantietijd was.

Er is geen reden voor toekenning van een tegemoetkoming van € 25,= omdat klager geen enkele schade heeft geleden. Bij het direct voldoen aan uitspraak had klager de telefoon ook niet kunnen gebruiken.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Het gaat hem er om dat de inrichting niets heeft gedaan met de haar door de beroepscommissie gegeven opdracht. De inrichting zegt dat in beklag gaan niet de weg is, maar de inrichting heeft ondanks contacten met zijn advocaat niets gedaan. De inrichting stelt dat zij eenmaal per jaar contact met de politie heeft en in de maand januari contrabande aan de politie overdraagt. Klager vraagt zich af waarom de telefoon in september 2016 aan de politie is overgedragen, omdat daartoe niet was opgedragen. Dat duidt er volgens hem op dat de inrichting wel degelijk moedwillig te werk is gegaan. Dat de inrichting een zin in de uitspraak van de beroepscommissie verkeerd gelezen zou hebben, gaat er bij klager niet in. Uit onderzoek is verder gebleken dat geen geld betreffende de door de beroepscommissie toegekende tegemoetkoming op klagers rekening-courant is binnengekomen.

 

 

3.            De beoordeling

Het door een directeur van een inrichting niet betalen van een door de beroepscommissie toegekende tegemoetkoming en/of het niet voldoen aan een door de beroepscommissie gegeven opdracht wegens gegrondverklaring van een klacht is vatbaar voor beklag als bedoeld in artikel 65,eerste lid, onder m, Bjj. Klager kan aan de uitspraak van de beroepscommissie immers rechten ontlenen, waardoor het niet (tijdig) opvolgen daarvan strijd met het recht kan opleveren. Een andere opvatting zou inhouden dat een jeugdige niet rechtens zou kunnen opkomen tegen een bewust of onbewust niet opvolgen van een uitspraak van de beroepscommissie door een inrichting. Klager heeft derhalve belang bij beoordeling van de klacht, ook als na verloop van tijd alsnog gevolg aan de uitspraak is gegeven, mede met het oog op het eventueel toekennen van een tegemoetkoming voor door hem ondervonden ongemak. Klager is daarom door de beklagcommissie terecht ontvangen in zijn klacht. De enkele omstandigheid dat in het klaagschrift niet letterlijk staat dat het gaat om niet tijdig of niet adequaat opvolgen van de uitspraak van de beklagcommissie kan niet tot een ander oordeel leiden, nu dit wel af te leiden valt uit de beoogde strekking van het klaagschrift van 3 oktober 2016 en de toelichting daarop van klager van 25 november 2016. 

Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting stelt de beroepscommissie het volgende vast.

De uitspraak van de beroepscommissie van 30 juni 2016 is op 15 juli 2016 door de inrichting ontvangen. Eerst naar aanleiding van een brief van klagers raadsman van

26 september 2016 heeft de inrichting op 5 oktober 2016 de telefoon overgedragen aan de politie en op 6 oktober 2016 één van de twee tegemoetkomingsbedragen aan klager uitbetaald. De inrichting heeft, na rappel door klagers raadsman van 7 oktober 2016, op

11 oktober 2016 aan klagers raadsman bericht dat per abuis slechts één tegemoetkoming was overgemaakt en de andere tegemoetkoming alsnog zal worden overgemaakt. Verder heeft de inrichting in die brief gemeld dat de telefoon conform de uitspraak van de beroepscommissie is overgedragen aan de politie. Bij brief van 28 december 2016 heeft klagers raadsman de inrichting bericht dat niet aan de uitspraak van de beroepscommissie is voldaan. Verder heeft klagers raadsman daarom de inrichting in die brief verzocht de telefoon op te halen bij de politie en deze alsnog aan De Hartelborgt over te dragen. Bij brief van 17 februari 2017 heeft de inrichting klagers raadsman bericht dat de telefoon op 3 februari 2017 door de politie is teruggegeven en bij aangetekende post van 17 februari 2017 aan De Hartelborgt is overgedragen.

Uit door de inrichting overgelegde betaalbewijzen volgt dat op 6 oktober 2016 en 10 november 2016 telkens een bedrag van € 10,= is afgeschreven van de rekening van de inrichting naar de rekening-courant van klager bij De Hartelborgt. 

De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat het pas na het ondernemen van actie door klagers raadsman en het indienen van een klacht door klager gevolg geven aan de uitspraak van de beroepscommissie, aanvankelijk ook nog gedeeltelijk wat betreft het betalen van de toegekende tegemoetkoming en onjuist wat betreft de overdracht van de telefoon, niet adequaat te noemen is, ook als dat niet moedwillig is geweest. 

Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Anders dan de beklagcommissie ziet de beroepscommissie geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager. De beroepscommissie acht de enkele gegrondverklaring van de klacht voldoende genoegdoening voor klager, te meer nu niet is gebleken dat klager door het niet tijdig adequaat voldoen aan de uitspraak van de beroepscommissie in zijn belangen is geschaad. Het beroep zal daarom in zoverre gegrond worden verklaard.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover het de toekenning van een tegemoetkoming betreft en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, prof. dr. F. Boer en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op

11 augustus 2017.

 

 

                                                

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven