nummer: 17/1354/TA
betreft: [klager] datum: 8 augustus 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 april 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de slechte kwaliteit van de matras in klagers verblijfsruimte.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Vanwege de slechte matras ligt hij bijna elke nacht wakker en heeft hij geen normale, gezonde nachtrust. De matras is keihard. Er zit een plastic laag om die enorm kraakt en waardoor hij veel zweet. Hij wast zijn beddengoed daarom twee keer per week. Hij heeft tevergeefs geprobeerd om een degelijke matras, die ook in de inrichting aanwezig is, te regelen, en daartoe gesprekken gevoerd met het afdelingspersoneel, de medische dienst, medepatiënten en de directie. Hij heeft voorgesteld een eigen matras te laten invoeren en impregneren. Klager is inmiddels hopeloos en moedeloos. Hij is door zijn slechte nachtrust vaak humeurig en prikkelbaarder, wat hij zeer vervelend vindt. Klager wil gewoon normaal kunnen slapen.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft terecht overwogen dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht die de wijze van betrachten van de zorgplicht van de inrichting betreft.
De inrichting vindt het belangrijk dat patiënten een goede matras hebben. Omstreeks 2008 is daarom onderzoek gedaan naar het vervangen van de toenmalige matrassen. Daarbij waren onder meer de Dienst Geïntegreerde Beveiliging, de units en de patiëntenraad betrokken. Na een proefperiode op een unit is toen besloten af te stappen van de standaard justitiematras van 9 cm naar de huidige matrassen van 17 cm dik. Andere, dunnere matrassen worden alleen in de separeerverblijven gebruikt.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Hierbij is in aanmerking genomen dat verpleegden aan bestaande wet- en regelgeving geen recht op een door hemzelf gewenste matras kunnen ontlenen. Voorts is in aanmerking genomen dat, naar de beroepscommissie uit de verklaring van het hoofd van de inrichting begrijpt, dezelfde matrassen van 17 cm dik behoren tot de standaardinventaris van alle verblijfsruimten van patiënten, op separeerverblijven na. Uit klagers verklaring dat hij tevergeefs met de medische dienst heeft gesproken, maakt de beroepscommissie op dat de medische dienst kennelijk geen medische indicatie voor verstrekking van een andere matras dan de in de inrichting aanwezige matrassen heeft afgegeven.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Niets afdoende aan het vorenstaande wil de beroepscommissie het hoofd van de inrichting in het licht van de door klager ervaren klachten die niet slechts op de ondersteuning betrekking hebben aanbevelen voor klager de mogelijkheid van invoer van een eigen, brandveilige matras te bezien.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 augustus 2017.
secretaris voorzitter