Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4160/GM, 15 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4160/GM

betreft: [klager] datum: 15 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 1 december 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2016, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord. De raadsvrouw van klager, mr. M.M. Koers en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Nieuwegein zijn niet verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 21 september 2015, betreft het niet adequaat reageren op klagers klachten aan zijn sleutelbeen door botaangroei.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Klager heeft last van een uitstulping (botaangroei) van zijn sleutelbeen. Op foto’s is dit duidelijk te zien. De uitstulping beperkt hem bij bepaalde bewegingen. De medische dienst heeft het echter alleen over
klagers rechterschoudergewricht. Klagers klachten zijn simpel te verhelpen met een operatie. De voorgestelde injectie was voor de artrose op klagers kogelgewricht van zijn schouder. Klager heeft daar niet voor gekozen, omdat hij daar geen last van had.
Klagers klachten spelen al vanaf januari 2014 en zijn het gevolg van een klap met een ijzeren staaf. Klager verbleef toen in het hvb Grave. Na meer dan een jaar verkeerde diagnoses en behandelingen werd in de pi Nieuwegein duidelijk dat de klachten
werden veroorzaakt door grote vergroeiingen van het sleutelbeen. Klager heeft lang moeten wachten op een doorverwijzing naar het ziekenhuis en de orthopeed.
Klager wil van de pijn af. Klager werd naar de orthopeed verwezen voor zijn sleutelbeen, maar werd geholpen aan zijn schouder. Klager meent dat de inrichtingsarts hem had moeten verwijzen naar een andere orthopeed. Klager klaagt ook over het medisch
matras. Hij heeft verzocht om een medisch matras, maar krijgt hier zelfs geen antwoord op. Klager kan niet op zijn rechterzij slapen. Het matras waarop klager thans slaapt, is heel slecht.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt niet toegelicht.

3. De beoordeling
Als gevolg van een klap op de rechterschouder met een ijzeren staaf in 2014 ondervindt klager klachten aan zijn schouder. Klager meent dat de pijn wordt veroorzaakt door botaangroei van zijn sleutelbeen en is het niet eens met de handelwijze van de
orthopeed, die een conservatief beleid adviseert en klager injecties met een pijnstiller met een ontstekingsremmende component voorstelt. De beroepscommissie merkt op dat het medisch beklagrecht enkel betrekking kan hebben op het medisch handelen van
de
aan de inrichting verbonden arts en niet op de specialisten naar wie klager is verwezen, in dit geval dus de orthopeed van het Diakonessenhuis.
Uit de stukken waaronder het medisch dossier is de beroepscommissie niet gebleken dat de inrichtingsarts een verwijt treft. Klager is voor zijn klachten doorverwezen naar een orthopeed. Klager meent echter dat de inrichtingsarts klager had moeten
doorverwijzen naar een andere orthopeed. Hieromtrent overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 42, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft de gedetineerde recht op raadpleging, voor eigen rekening, van een arts naar
zijn keuze. Deze bepaling moet ook zo worden gelezen dat klager het recht op een second opinion toekomt, een recht dat ook ten aanzien van geneeskundige behandelingen in de vrije maatschappij algemeen wordt aanvaard. De beroepscommissie is niet
gebleken
dat de inrichtingsarts voormeld recht niet erkent of heeft geweigerd. Klager kan zich hierover wenden tot de inrichtingsarts en vragen om uitleg hierover. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat
het
handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

In beroep voert klager nog aan dat zijn klacht mede betrekking heeft op de weigering hem een medisch matras te verstrekken. Hieromtrent heeft de medisch adviseur niet bemiddeld. De beroepscommissie zal daarom dit onderdeel van de klacht verwijzen naar
de medisch adviseur ter bemiddeling.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verwijst de klacht met betrekking tot het verstrekken van een medisch matras naar de medisch adviseur ter bemiddeking en verklaart het beroep overigens ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, J.G.J. de Boer en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 15 maart 2016

secretaris voorzitter

Naar boven