Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1176/GA, 8 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1176/GA

 

betreft:               [klager]                datum: 8 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.F. Nelisse, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 april 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 juli 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klagers raadsman mr. R.F. Nelisse, gehoord.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

 

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

               

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel (2017/212). 

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.            De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.

De plaatsing in een meerpersoonscel is bureaucratisch georganiseerd. Een medewerker controleert alleen in de computer of sprake is van een contra-indicatie. Een gedetineerde is soms agressief en soms niet. Er moet ook een klik zijn met de celgenoot. Met betrekking tot de procedure van de strafcelplaatsing werd pas bij de beklagzitting duidelijk dat eerst bewaardersarrest is toegepast. Het bewaardersarrest had in de stukken vermeld moeten worden, zodat dit controleerbaar is. Inmiddels zijn de gedetineerden van de afdeling weer geplaatst in eenpersoonscellen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.            De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 24, vierde lid, van de Pbw kan een medewerker een gedetineerde, indien onverwijlde tenuitvoerlegging is geboden, voor ten hoogste vijftien uur in afzondering plaatsen, indien sprake is van gronden als genoemd in artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Pbw (het zogenaamde ‘bewaardersarrest’). Daarbij dient de directeur onverwijld van deze plaatsing op de hoogte te worden gesteld.

Uit het verslag van 6 februari 2017 blijkt dat klager niet wilde meewerken aan de overplaatsing naar een meerpersoonscel. Klager lag op bed te slapen en gaf aan: “Broer, ik blijf liggen en ik ga nergens naartoe.” Het verslag is om 8.50 uur aangezegd. Klager is, uiteindelijk zonder inzet van het interne bijstandsteam, in een afzonderingscel geplaatst door het dienstdoend personeel, niet zijnde de directeur. De directeur heeft het verslag om ongeveer 11.00 uur afgehandeld en toen is de straf ingegaan.

Met betrekking tot het toepaste bewaardersarrest oordeelt de beroepscommissie dat niet blijkt dat het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in het geding was waardoor klager bij het aanzeggen van het verslag onverwijld in een afzonderingscel geplaatst zou moeten worden. Klager lag immers op bed te slapen. De directeur kon het verslag daar afhandelen. Nu klager op basis van het bewaardersarrest is ingesloten in een afzonderingscel, zonder dat hier kennelijk aanleiding voor was, zal dit beklagonderdeel gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal klager een tegemoetkoming toekennen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd met betrekking tot de oplegging van een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting kan niet tot een ander oordeel leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie beslist derhalve als volgt. 

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gericht tegen het bewaardersarrest alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=. De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, U.P. Burke en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 8 augustus 2017.

 

 

 

                   

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven