Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1699/GA, 8 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/1699/GA

 

Betreft:               [klager]                datum: 8 augustus 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 april 2017 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen van de penitentiaire inrichting Haaglanden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 juli 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.G. Doornbos, […], psychiater van het PPC Scheveningen, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Scheveningen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het feit dat de geprivilegieerde post niet bij de geadresseerden is aangekomen (2017/33) en de verlengingsbeslissing van 3 maart 2017 van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden (2017/89).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.            De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De twee poststukken gericht aan de advocaten zijn uiteindelijk wel terechtgekomen. De post gericht aan het Ombudsman niet.

De a-dwangbehandeling wordt telkens verlengd, maar klager is niet psychiatrisch. Hij heeft nooit eerder medicatie gehad in zijn leven. Klager heeft last van de medicatie. Hij heeft hoofpijn en zijn oren en ogen doen pijn. Met deze klachten is klager naar de huisarts gegaan. De huisarts verwijst klager door naar de psychiater, maar klager praat niet met de psychiater op advies van de strafrechtadvocaat. Klager verblijft veel op cel. Hij kijkt televisie en houdt zich rustig. Hij onderhoudt geen contact met medegedetineerden. Klager sport niet, maar werkt wel. Dit op advies van zijn strafrechtadvocaat. Er is nooit een uitbarsting van geweld geweest. Ongeveer 8 jaar geleden speelde wel wat in de privésfeer, maar de inrichting maakt hier een ander verhaal van. In de locatie Zoetermeer wilden de medegedetineerden van de afdeling klager slaan. Hij heeft daar niets misdaan. De piw-er heeft klager toen geadviseerd om overgeplaatst te worden. Klager is daar afgezonderd voor zijn eigen veiligheid. De psychiater heeft alleen naar klager gekeken. Klager wist niet dat hij in een PPC terecht zou komen. Hij wist niet eens wat een PPC is. Klager is bezig met zijn strafzaak en richt zich enkel daarop. Klager neemt zijn pillen in, maar hij wil niet langer die verplichting vanwege de lichamelijke klachten. Klager merkt op dat hij, gezien het advies van zijn strafrechtadvocaat, niet in gesprek zal gaan met een behandelend of onafhankelijk psychiater.

De a-dwangbehandeling wordt telkens verlengd, maar er is sprake van een impasse in de behandeling. Het is niet wettelijk vereist dat een onafhankelijke psychiater over de behandeling oordeelt, maar dat is in dit geval wel zeer wenselijk om de impasse te doorbreken. Nu is sprake van een repeterend verhaal en daarom is een onafhankelijk oordeel nodig.

Door en namens de directeur is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

In juni 2016 is gestart met de a-dwangbehandeling. Toen was een onafhankelijk psychiater betrokken bij de beoordeling. Inmiddels is de a-dwangmaatregel telkens verlengd, maar klager heeft nu wel een andere behandelend psychiater. Klager heeft bij zijn opname in het PPC Scheveningen de eerste drie depots gekregen met inzet van het interne bijstandsteam. Daarna is klager vrijwillig medicatie gaan innemen. Sinds augustus 2016 neemt hij zijn medicatie oraal in. De dosering is in maart 2017 verhoogd. Klager blijft afwerend in contact en zoekt alleen contact als hij wat nodig heeft. Hij is niet in gesprek met de psychiater en beroept zich op zijn zwijgrecht. Klager weigert controle door middel van bloedafname, dus is het moeilijk te controleren of hij zijn medicatie wel inneemt. Klager is iets milder in zijn gedrag, dus is sprake van verbetering. Misschien is een ander middel meer geschikt om meer openheid te creëren. In augustus 2015 was klager fysiek gewelddadig tegen een medegedetineerde, dus wordt het gevaar nog steeds als aanzienlijk ingeschat. In de locatie Zoetermeer is klager geïndiceerd voor plaatsing in een PPC. De bezwaren van klager tegen de dwangbehandeling zijn telkens hetzelfde, dus verwijst de directeur hiervoor naar het behandelplan. Inmiddels heeft de directeur beslist de a-dwangbehandeling te verlengen.

 

3.            De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd met betrekking tot beklagnummer 2017/33 (de geprivilegieerde post) kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.

Met betrekking tot het beklag met nummer 2017/89 overweegt de beroepscommissie als volgt.

Op 2 juni 2016 heeft de directeur beslist dat klager verplicht een a-dwangbehandeling moet ondergaan voor de duur van drie maanden. Op 2 september 2016 en 2 december 2016 heeft de directeur beslist tot verlenging van de a-dwangbehandeling. De derde verlenging van de a-dwangbehandeling van 3 maart 2017 is aan de orde in het onderhavige beroep.

In de bestreden beslissing is vermeld dat gevaar bestaat voor plotselinge uitbarsting en fysiek geweld naar personeel en medegedetineerden indien de medicatie wordt gestaakt. Klager heeft geen ziektebesef en ziekte-inzicht en ontkent het positieve effect van de medicatie. Klager weigert verhoging van medicatie en de voortzetting van de huidige medicatie, maar legt zich neer bij de inname van medicatie onder dwang. De directeur verwacht dat, als de kaders van de dwangbehandeling zouden wegvallen, klager niet op vrijwillige basis de behandeling wil voortzetten.

Sinds de start van de dwangbehandeling is sprake van verbetering in contactname, afname van angst en spanning. Dit is door diverse behandelaren vastgesteld en geobjectiveerd.

Gezien het vorenstaande kan de beroepscommissie zich erin vinden dat voortzetting van de behandeling conform de a-dwangbehandeling wordt gezien als noodzakelijk, aangezien klager niet in contact staat met het behandelteam waardoor een inschatting van het gevaar nog steeds gekoppeld is aan observaties van zijn gedrag en vorderingen van de medicamenteuze inzet. Het reeds eerder geconstateerde gevaar bij de eerdere perioden van de ingezette dwangbehandeling blijft hierdoor nog steeds van kracht. De beslissing om de dwangbehandeling te verlengen, kan daarom niet onredelijk of onbillijk worden geacht.

De beroepscommissie merkt nog het volgende op: klager heeft zijn bezwaren tegen de verlenging van de a-dwangbehandeling aangevoerd. In de bestreden beslissing staan deze bezwaren niet vermeld, maar wordt hiervoor verwezen naar het behandelplan. De beroepscommissie acht het in het kader van zorgvuldigheid wenselijk dat de directeur het behandelplan bij diens beslissing voegt, vooral nu sprake is van inmiddels een derde verlenging van de a-dwangbehandeling. Ook acht de beroepscommissie het wenselijk dat in deze zaak voorafgaand aan een eventuele volgende verlenging van de a-dwangbehandeling een onafhankelijk psychiater zijn oordeel geeft over de noodzaak en toepassing van de a-dwangbehandeling.

Ter zitting heeft klager verklaard dat hij zich op zijn zwijgrecht beroept, in die zin dat hij niet met een behandelaar of andere deskundigen in gesprek wil gaan. De beroepscommissie respecteert dit, maar geeft klager in overweging zich met zijn raadsman te verdiepen in het verschil tussen een behandelend psychiater en  een psychiater die in de strafzaak onderzoek doet.

De beroepscommissie beslist als volgt.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, U.P. Burke en dr. F. Boer, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 8 augustus 2017.

 

 

                                       

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven