Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2413/GB, 7 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/2413/GB

 

Betreft:               [klager]                datum: 7 augustus 2017

 

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.H.T. van Gijssel, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 juli 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 4 september 2017 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein ongegrond verklaard.

 

2.            De feiten

Op 5 juli 2017 is klager opgeroepen zich op 7 augustus 2017 te melden in de p.i. Nieuwegein voor het ondergaan van 787 dagen gevangenisstraf. Vervolgens is aan  klager uitstel verleend van zijn meldplicht waarna klager op 17 juli 2017 is opgeroepen zich op 4 september 2017 te melden. Tegen beide oproepingen heeft klager een bezwaarschrift ingediend dat op 19 juli 2017 ongegrond is verklaard.

 

3.            De standpunten

3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is bij vonnis van 29 mei 2015 in Duitsland veroordeeld tot 910 dagen gevangenisstraf. Hij lijdt aan een posttraumatische stress- stoornis (PTSS), hetgeen is ontstaan tijdens een eerdere detentie. Klager is van mening dat hij hierdoor geestelijk ongeschikt is een gevangenisstraf in een p.i. te ondergaan en dat elektronische detentie waarbij hij zijn straf thuis zal ondergaan meer geschikt is. Verder vindt klager dat zijn medische achtergrond ten onrechte onvoldoende is meegewogen in de bestreden beslissing. Hij is bereid een nader medisch onderzoek te ondergaan en zijn detentiegeschiktheid te laten toetsen. Hij heeft hiertoe reeds een verzoek gedaan bij de officier van justitie van het arrondissementsparket Midden-Nederland. Klager verzoekt de beroepscommissie de uitspraak op het beroep aan te houden en te bepalen dat door de “geneesheer-directeur” nader onderzoek wordt gedaan naar zijn detentiegeschiktheid dan wel te bepalen dat de beslissing op het beroep wordt aangehouden hangende de beslissing van de officier van justitie.

3.2  De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf en daarom wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. Omdat door de officier van justitie in Duitsland uitstel was verleend voor de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf tot 30 augustus 2017 is aan klager, die aanvankelijk was opgeroepen zich op 7 augustus 2017 te melden, uitstel van zijn meldplicht verleend tot 4 september 2017. Ten aanzien van hetgeen klager in bezwaar heeft aangevoerd voor wat betreft het aantal dagen detentie dat hij nog dient te ondergaan, merkt de selectiefunctionaris op dat zodra klager zich meldt bij de inrichting zal worden uitgezocht of het aantal dagen waarvoor klager is opgeroepen, klopt. Mocht het zo zijn dat klager al een aantal dagen voor dezelfde straf gedetineerd is geweest, dan zal een correctie plaatsvinden via de afdeling bevolking van de inrichting. Voor zover klager stelt dat hij vanwege zijn PTSS detentieongeschikt is, heeft hij dit niet nader onderbouwd behalve met brieven van De Waag uit 2013 en 2014. De selectiefunctionaris geeft klager als advies mee alle medische gegevens mee te nemen naar de inrichting. De inrichting beschikt over een medische dienst waar klager terecht kan met zijn medische hulpvragen.

 

4.            De beoordeling

 Klager heeft verzocht om uitstel van zijn meldplicht, omdat hij last heeft van PTSS als gevolg van een eerdere detentie en hij van mening is detentieongeschikt te zijn. De beroepscommissie stelt vast dat de door klager overgelegde brieven van De Waag ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij lijdt aan PTSS, dateren van 25 maart 2013, 18 december 2014 en van 20 februari 2015 en dat klager in bezwaar, noch in beroep recente documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn klachten. Gelet hierop is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat onvoldoende feitelijk is onderbouwd dat klager thans aan PTSS lijdt en als gevolg hiervan detentieongeschikt is. De beroepscommissie ziet dan ook geen aanleiding de beslissing op het beroep aan te houden. Wat het verzoek om elektronische detentie betreft overweegt de beroepscommissie dat de Circulaire Wijziging toepassing Elektronische Detentie, kenmerk 5614792/09/DJI, met ingang van 1 juli 2010 is ingetrokken bij Circulaire van 28 juni 2010, kenmerk 5653088/10/DJI. Er is thans geen nieuwe regeling die voorziet in de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde gevangenisstraf door middel van elektronische detentie. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 7 augustus 2017

 

                

 

secretaris            voorzitter

Naar boven