Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1678/GB, 7 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/1678/GB

 

Betreft:               [Klaagster]         datum: 7 augustus 2017

 

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.P.J. van Riel, namens

[…], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 22 mei 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot plaatsing in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Ter Peel.

2.            De feiten

Klaagster is sedert 22 maart 2017 gedetineerd. Zij verblijft in de gevangenis van de locatie Ter Peel.

 

3.            De standpunten

3.1.        Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.

Klaagster meent dat de bestreden beslissing onvoldoende is onderbouwd, daar deze onder meer is gebaseerd op het recidivegevaar, dat door de reclassering hoog is ingeschat. Waarop dit oordeel is gebaseerd, is niet duidelijk. Daarnaast merkt de selectiefunctionaris op dat de politie verwacht dat klaagster na verlof niet zou terugkeren en dat zij zou onderduiken, zoals eerder het geval zou zijn geweest. Klaagster benadrukt echter dat zij nimmer ondergedoken is geweest. Het gestelde risico dat klaagster na een verlof niet zou terugkeren is niet op enig rationeel argument gebaseerd. 

3.2.        De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klaagsters justitiële documentatie telt 29 pagina’s met voornamelijk vermogensdelicten. Het delict waarvoor zij thans is gedetineerd, hetgeen zij ontkent te hebben gepleegd, betreft eveneens een vermogensdelict. De reclassering heeft aangegeven dat van een gebrek aan zelfinzicht sprake is en acht het recidiverisico hoog. Klaagster heeft gedurende haar huidige detentie geen vrijheden genoten. De politie heeft te kennen gegeven weinig vertrouwen in een goed verloop van vrijheden te hebben. Klaagster is ondergedoken en derhalve voor de politie onvindbaar geweest. Toen zij uiteindelijk werd aangehouden, identificeerde zij zich met het identiteitsbewijs van haar zus. De politie acht het recidivegevaar vanwege antecedenten groot en acht voorts het verlofadres niet betrouwbaar. Van de bewoners van dit adres zijn verscheidene antecedenten bij de politie bekend. De directeur van de locatie Ter Peel heeft, gelet op het voorgaande, eveneens negatief geadviseerd over klaagster verzoek tot plaatsing in een b.b.i. De selectiefunctionaris heeft in redelijkheid tot de afwijzing van klaagsters verzoek kunnen komen, nu niet is voldaan aan de criteria zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling).

3.3.        Over klaagsters verzoek tot plaatsing in een b.b.i. zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De reclassering adviseert klaagster gefaseerd in de maatschappij te laten terugkeren door middel van regimaire verloven in het kader van een b.b.i.-plaatsing. Het recidiverisico wordt, gelet op het delictpatroon van vermogensdelicten, hoog ingeschat. Klaagsters ontvankelijkheid voor begeleiding of een behandeling wordt laag ingeschat. Voorts heeft klaagster mogelijk een gebrek aan zelfinzicht.

De politie acht het als verlofadres opgegeven adres niet betrouwbaar. Nu klaagster ondergedoken heeft gezeten en zich bij haar aanhouding met het identiteitsbewijs van haar zus legitimeerde, acht de politie daarenboven de kans dat zij niet zal terugkeren van verlof groot.

Het Multidisciplinair Overleg en de vrijhedencommissie van de locatie Ter Peel adviseren, conform en gelet op het advies van de politie, negatief over klaagsters verzoek. Indien klaagster goed gedrag blijft vertonen, kan zij vrijheden in de vorm van een algemeen verlof aanvragen teneinde de terugkeer in de samenleving te bevorderen.  

 

4.            De beoordeling

4.1.        De beroepscommissie constateert dat de selectiefunctionaris klaagsters verzoek tot plaatsing in een b.b.i. ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard nu de selectiefunctionaris daarvoor geen enkele onderbouwing of motivering heeft gegeven, zodat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven en zal worden vernietigd. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen zelf op het verzoek tot plaatsing in een b.b.i. beslissen en haar beslissing in de plaats stellen van de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris.

4.2.        Op grond van artikel 3 van de Regeling kunnen in een b.b.i. gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617). 

4.3.        Blijkens de stukken in het dossier is klaagster door middel van de zelfmeldprocedure opgeroepen zich te melden voor het ondergaan van de huidige detentie. Klaagster is, zo begrijpt de beroepscommissie, verscheidene malen uitstel van haar meldplicht verleend alvorens zij zich in de inrichting diende te melden. Uit informatie van de politie komt naar voren dat klaagster nadien is ondergedoken en na haar aanhouding op 19 maart 2017, waarbij zij zich met het identiteitsbewijs van haar zus legitimeerde, als arrestant in de gevangenis van de locatie Ter Peel is geplaatst. Daargelaten of het door klaagster als verlofadres opgegeven adres als een aanvaardbaar verlofadres kan worden aangemerkt, is de beroepscommissie op grond van bovengenoemde informatie en gelet op het door de reclassering als hoog ingeschatte recidiverisico van oordeel dat van een vlucht- en maatschappelijk risico sprake is, zodat niet aan het criterium voor plaatsing in een b.b.i. zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling is voldaan. Het verzoek tot plaatsing in een b.b.i. zal derhalve worden afgewezen.

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de bestreden beslissing op formele grondslag wegens hiervoor onder 4.1. vermelde overwegingen en verklaart het beroep, dat enkel tegen de inhoud van de bestreden beslissing is gericht, ongegrond. Zij stelt haar beslissing in de plaats van de vernietigde beslissing en wijst het verzoek tot plaatsing in een b.b.i. af.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,

voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 7 augustus 2017.

 

 

 

 

 

 

 

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven